Wereldbeeld 2014 / jg. 38 / nr. 172 / Mensenrechten
Menu
Artikel 6 van 12

Het Verdrag inzake de Uitbanning van alle Vormen van Discriminatie van Vrouwen

Eva Berghmans, Astrid Lecomte, Elise Maes

De situatie in België onder de loep van Amnesty International Vlaanderen

België is sinds 1985 partij bij het Verdrag van 18 december 1979 inzake de Uitbanning van alle Vormen van Discriminatie van Vrouwen (CEDAW). Dit Verdrag kwam tot stand in de schoot van de Verenigde Naties (VN). Sinds hun oprichting engageren de VN zich om discriminatie van vrouwen uit te bannen. Reeds in het Handvest van de Verenigde Naties en in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (UVRM) bevestigden de volken van de VN hun vertrouwen in gelijke rechten voor mannen en vrouwen, als grondslag voor vrijheid en gerechtigheid. Het Verdrag inzake de Uitbanning van alle Vormen van Discriminatie van Vrouwen vormt een concreet en vooruitstrevend initiatief om deze idealen te realiseren.

Het Verdrag onderwerpt staten aan een periodieke rapporteringsverplichting. Elk land dat het Verdrag ratificeerde, heeft de verplichting om iedere vier jaar verslag uit te brengen over de toepassing ervan bij het CEDAW-Comité. In oktober 2012 diende België zijn zevende CEDAW-verslag in bij de Verenigde Naties. Op 28 oktober 2014 hoorde het Comité de Belgische delegatie in Genève over dit rapport[1].

In dit vijftig pagina’s lange verslag rapporteert België voor ieder afzonderlijk artikel van het Verdrag over de maatregelen die genomen werden om de rechten, opgesomd in het Verdrag, te realiseren. Het rapport begint met een opsomming van de algemene wettelijke maatregelen en mechanismen, die getroffen werden om discriminatie op basis van geslacht te elimineren, om het bewustzijn van de problematiek te vergroten, en discriminatie tegen transgender personen te beëindigen. Verder vermeldt het rapport de nationale toezichtsmechanismen (waaronder de mogelijke oprichting van een nationaal mensenrechteninstituut), maatregelen betreffende geweld tegen vrouwen, specifieke maatregelen (zoals positieve discriminatie en quota in overheidsbedrijven), seksuele stereotypen en vooroordelen, vrouwenhandel, vrouwen in het publieke en politieke leven, vertegenwoordiging van vrouwen in diplomatie en internationale organisaties, de positie van vrouwen in het onderwijs, tewerkstelling, gezondheidszorg, economische en sociale voordelen, en het huwelijk en gezinsleven (waaronder gedwongen huwelijken). Over het aspect van nationaliteit waren geen nieuwe maatregelen te melden.

Schaduwrapporten van Amnesty International

Voorafgaand aan de bespreking van een rapport van een verdragspartij beschikken niet-gouvernementele organisaties (NGO’s) over de mogelijkheid om hun beschouwingen bij dit rapport toe te voegen aan de discussie. Dergelijk document wordt een schaduwrapport genoemd. Amnesty International grijpt, wanneer en waar mogelijk, deze gelegenheid aan om haar bezorgdheden over tekortkomingen in de wetgeving, het beleid en de praktijk van een staat inzake mensenrechten aan te kaarten. ‘Wanneer en waar mogelijk’, want als NGO beschikt Amnesty niet over hetzelfde arsenaal aan mensen en middelen als de staat, om een totaalbeeld van het volledige beslag van een Verdrag op nationaal niveau in kaart te brengen. Statelijke rapporten aan VN-organen zijn de bundeling van een veelheid van rapporten van diverse overheidsinstellingen en departementen, die bevoegd zijn om een bepaald aspect van een verdrag te realiseren. Een NGO als Amnesty kan daar slechts een beperkte mankracht en expertise tegenover stellen. Dus kiest onze organisatie ervoor om de rapportering aan VN-verdragsorganen ten bate te nemen om kwesties, die de organisatie reeds eerder aankaartte in internationale rapporten, in campagnes, acties en politiek werk op nationaal en internationaal niveau, nu ook onder de aandacht van de VN te brengen.

Schaduwrapporten hebben een belangrijke meerwaarde in het werk van onze organisatie: ze staan ons toe een momentopname van de staat van dienst van een verdragsstaat te maken, om een overzicht op te stellen van de voornaamste tekortkomingen en aanbevelingen die wij op een gegeven moment kunnen identificeren. Een schaduwrapport biedt de mogelijkheid om, via de vragen die het Comité dan stelt aan de staat tijdens de sessie waarop het rapport besproken wordt, onmiddellijk antwoord te krijgen op een aantal prangende vragen. Amnesty hoopt vervolgens dat het Comité haar aanbevelingen uiteindelijk opneemt in haar slotbeschouwingen. Die slotbeschouwingen vormen een gezaghebbende, zij het niet dwingende bron van recht. Later, in de jaren die volgen na de bewuste sessie van het VN-Comité, kan Amnesty telkens terug verwijzen naar dit document, en dus, gesterkt door het gezag van een VN-Comité, de staat verder blijven wijzen op haar verplichtingen inzake mensenrechten.

Niet alleen in de verhouding van Amnesty International tegenover een staat zijn een schaduwrapport en de slotbeschouwingen van VN-Comités belangrijk, ze spelen ook een belangrijke rol in de verhouding van derde landen tegenover die staat op het forum van de Verenigde Naties. Amnesty stelde al herhaaldelijk vast dat, wanneer VN-lidstaten de gelegenheid krijgen elkaar te bevragen over mensenrechten, ze zich documenteren, onder meer via de slotbeschouwingen van VN-Comités, en de schaduwrapporten en andere rapporten van NGO’s. Zo bijvoorbeeld bij het proces van Universele Periodieke Rapportering van staten in het kader van de VN-Mensenrechtenraad.

In de beschouwingen van Amnesty International bij het zevende periodieke rapport van België aan het CEDAW- Comité, legden we ons toe op de volgende thema’s: het algemene kader van wetgeving, beleid en praktijk, de strijd tegen verkrachting en andere vormen van seksueel geweld, discriminatie op grond van gender en van religie, en transgender kwesties[2].

Het algemene kader van wetgeving, beleid en praktijk

Het Verdrag verplicht elke staat om een beleid uit te werken dat de gelijkheid van vrouwen en mannen in alle maatschappelijke domeinen bevestigt en versterkt. Dit beleid loopt in België spaak. En dat is, zoals in het verleden al werd aangemerkt door het CEDAW-Comité[3], het gevolg van een gebrekkige coördinatie tussen de verschillende bevoegdheidsniveaus van de federale Staat, de Gemeenschappen en de Gewesten. Dat geldt zowel voor specifieke thema’s, zoals gendergerelateerd geweld, maar ook in het algemeen.

Opeenvolgende regeringen bonden weliswaar de strijd aan tegen intrafamiliaal geweld door nationale actieplannen, maar de draagwijdte van deze actieplannen bleef beperkt. In de loop van de jaren werden ze uitgebreid tot verwante thema’s, zoals gedwongen huwelijken, eergerelateerd geweld en vrouwelijke genitale verminking.[4] Maar een overkoepelende strategie ter bestrijding van gendergerelateerde discriminatie kwam er niet, en ook een uitgewerkt beleid ter promotie van mensenrechten in het algemeen, ontbreekt. Amnesty International is van oordeel dat een ruim geconcipieerde strategie, tot stand gekomen in overleg tussen alle betrokken actoren op federaal en deelstatelijk niveau, van groot nut zou zijn, zeker in het licht van de complexiteit van de Belgische staatsstructuur. Beleidsplannen moeten duidelijke, meetbare indicatoren en doelstellingen omvatten, zodat de overheid haar vooruitgang op het gebied van vrouwenrechten, en van mensenrechten in het algemeen, kan meten en haar beleid kan bijsturen waar nodig. Daarvoor is regelmatig overleg nodig tussen de verschillende betrokken autoriteiten. Dit moet toestaan om vaart te zetten in de verwezenlijking van de actieplannen[5].

Het Instituut voor de Gelijkheid van Vrouwen en Mannen leverde lovenswaardige inspanningen voor de bevordering en bescherming van gelijkheid en in de strijd tegen discriminatie. Maar het volstaat niet. Amnesty International herhaalt in het schaduwrapport haar oproep om een nationaal mensenrechteninstituut op te richten, in overeenstemming met de Principes van Parijs[6]. Het federale regeerakkoord van 2001 beloofde werk te maken van zo’n instituut[7]. Beloftes naar aanleiding van het Universele Periodieke Rapport van België voor de VN-Mensenrechtenraad[8] en een samenwerkingsakkoord ten spijt, kwam het instituut er tot nog toe niet. Amnesty stelt vast dat het voornemen herhaald wordt in het huidige regeerakkoord[9]. Hopelijk is het instituut binnenkort niet langer toekomstmuziek…

Verkrachting en andere vormen van seksueel geweld

Cijfers

De officiële cijfers voor verkrachtingen in België zijn hallucinant hoog: in 2013 werden er volgens politiestatistieken per dag gemiddeld 8 klachten inzake verkrachting ingediend.  Daarnaast ontvangt de politie dagelijks klachten over aanranding van de eerbaarheid. In 2012 waren dat er negen per dag.[10]

Eén van de voornaamste knelpunten is het feit dat veel klachten worden geseponeerd. Aan de Senaat werd gerapporteerd dat 44% van de verkrachtingszaken bij het parket (2009-2011) werden geseponeerd. 56% van deze zaken werd geseponeerd wegens gebrek aan bewijs en 17% omdat de dader onbekend was.[11] Als andere redenen om een zaak te seponeren worden onder meer genoemd het gedrag van het slachtoffer, de beperkte maatschappelijke weerslag of het feit dat het ging om een misdrijf van relationele aard (terwijl verkrachting binnen het huwelijk wel degelijk strafbaar is).

De daders van verkrachtingen of seksuele misdrijven worden slechts zelden effectief veroordeeld. Uit onderzoek van The London Metropolitan University (2009) bleek dat op de 100 Belgische dossiers die werden onderzocht er slechts 4 geleid hebben tot een effectieve veroordeling. In het onderzoek worden ook, voor zover mogelijk, de volledige nationale data vermeld om een zo goed mogelijk beeld te krijgen van de situatie in België. Volgens die gegevens zou in 2006 het nationaal veroordelingpercentage inzake verkrachtingsdossiers 13% bedragen. Dat cijfer ligt lager dan het Europese gemiddelde.  België behoort tot de zeven slechtst scorende Europese landen. [12]

Bovendien is ook het “onderrapporteren” van verkrachting en seksueel geweld een probleem. Naar schatting wordt meer dan 90% van de seksuele misdrijven niet aangegeven bij de politie.[13]

Standpunt Amnesty International

Specifiek wat verkrachtingen en andere vormen van seksueel geweld betreft, heeft Amnesty een reeks aanbevelingen aan de Belgische autoriteiten geformuleerd.

Zo moet er een gecoördineerde samenwerking komen, zowel tussen de politieke actoren op federaal en op deelstatelijk niveau, als met de actoren die slachtoffers van verkrachting opvangen en begeleiden (politie, gezondheidszorg, psychosociale en juridische bijstand), met de gerechtelijke instanties en met het middenveld.

Voldoende structurele financiële middelen moeten worden voorzien voor de strijd tegen seksueel geweld, opdat programma’s voor preventie en voor de begeleiding van slachtoffers en daders op optimale en duurzame wijze kunnen worden gerealiseerd.

De huidige manier waarop gegevens over verkrachting en seksueel geweld statistisch worden verwerkt loopt spaak. Er moeten systematisch gegevens worden bijgehouden over het aantal klachten van verkrachtingen die op basis van geslacht kunnen opgesplitst worden, over het gevolg dat daaraan wordt gegeven door de politie en door het parket, en over de veroordelingen. Accurate gegevens, die de specificiteit van deze vorm van geweld, die vooral vrouwen treft, in kaart brengen, moeten het beleid informeren en toelaten om doelgerichte maatregelen te nemen. Door zulke gegevensverwerking zal België tegemoet komen aan de vereisten die zijn neergelegd in het Verdrag van de Raad van Europa over het voorkomen en bestrijden van geweld tegen vrouwen en van huiselijk geweld (Verdrag van Istanboel).[14]

Verder dringt Amnesty International erop aan dat onderzoek gevoerd wordt naar de redenen waarom maar een fractie van de verkrachtingen effectief gerapporteerd worden, waarom een groot deel van de klachten geseponeerd worden en slechts een heel beperkt aantal klachten leiden tot een veroordeling.

Amnesty pleit evenzeer voor toegankelijke eerstelijnshulp en bijstand. De sensibiliseringstools die werden ontwikkeld naar aanleiding van de campagne ‘Verkrachting, doorbreek de stilte[15]’ zijn een eerste stap in de goede richting. Gezien het hoge cijfer (zowel het aantal aangiftes per dag als het aantal niet-gerapporteerde feiten) is het noodzakelijk dat slachtoffers op de hoogte zijn van hulpverlening en mogelijke stappen die ze kunnen ondernemen. De hulplijn 1712 (een Vlaams regionaal initiatief) dient daarom verder gepromoot te worden. Slachtoffers moeten kunnen rekenen op toegankelijke medische, psychosociale en juridische bijstand.

Een “checklist” of protocol voor de politie dat aangeeft hoe te handelen bij melding of een klacht in verband met verkrachting of seksueel geweld, en een uniforme implementatie van deze “checklist” is aan te bevelen. Een soortgelijke “checklist” voor dokters en andere medische beroepen, in combinatie met een gespecialiseerde training, dient ook geïntroduceerd te worden zodat gepaste zorg verstrekt kan worden en alle noodzakelijke gegevens op uniforme wijze verzameld kunnen worden.

Bovendien blijkt dat twee derde van de DNA-gegevens die door een zogenaamde SAS-test (Sexual Aggression Set) verkregen worden, niet geanalyseerd worden.[16] Het niet verwerken van deze gegevens kan ertoe leiden dat slachtoffers van geweld niet voor dergelijke test kiezen, wat een negatieve impact kan hebben op de resultaten van het opsporings- of gerechtelijk onderzoek, aangezien DNA en ander medisch materiaal hier van primordiaal belang is. Het is bijgevolg cruciaal dat deze gegevens systematisch geanalyseerd worden, tenzij er overtuigende redenen zouden zijn die de analyse overbodig of onmogelijk maken. Totdat er voldoende middelen beschikbaar zijn, moeten slachtoffers geïnformeerd worden over het feit dat de kans bestaat dat de gegevens die verkregen worden door een SAS-test niet geanalyseerd zullen worden.

Daarnaast moet België het Verdrag van de Raad van Europa inzake het voorkomen en bestrijden van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld (Verdrag van Istanboel) ratificeren.[17]

Tot slot dient de Vreemdelingenwet van 15 december 1980[18] aangepast te worden zodat vrouwen en hun familie, wiens verblijfsrechten afhangen van een relatie met een partner die hen (seksueel) mishandelt, steeds onafhankelijk een verblijfsvergunning kunnen aanvragen.

Discriminatie op grond van gender en van religie

Amnesty International dringt bij de Belgische autoriteiten erop aan een strategie uit te werken die erop gericht is negatieve gender stereotypering aan te pakken. Hierbij moet er onder meer oog zijn voor de positie van vrouwen en meisjes die geconfronteerd worden met discriminatie op verschillende gronden, zoals het geval is voor vrouwen die behoren tot etnische en religieuze minderheden, oudere vrouwen, vrouwelijke asielzoekers, en vrouwen met lichamelijke en verstandelijke beperkingen.

Algemeen verbod op volledige gezichtsbedekking

De Wet van 1 juni 2011 verbiedt het dragen van kleding die het gezicht volledig dan wel grotendeels verbergt.[19] Het Grondwettelijk Hof oordeelde op 6 december 2012 dat het huidig verbod niet het recht op religie en levensbeschouwing schendt.[20] Amnesty International is daarentegen wel van oordeel dat een algemeen verbod op het dragen van een sluier die het volledige gezicht bedekt de vrijheid van religie of levensbeschouwing en de vrijheid van meningsuiting schendt van vrouwen die ervoor kiezen zo’n sluier te dragen als uitdrukking van hun religieuze, culturele of persoonlijke identiteit en overtuiging. Enkele specifieke beperkingen op het dragen van dergelijke sluiers kunnen daarentegen wel legitiem zijn, bijvoorbeeld wanneer het noodzakelijk is dat het aangezicht zichtbaar is op bepaalde risicovolle locaties, of bij het uitvoeren van een identiteitscontrole. In plaats van een algemeen verbod op te leggen, is het aan de Belgische overheid om maatregelen te nemen die verhinderen dat vrouwen gedwongen of onder druk gezet worden om tegen hun wil sluiers te dragen die het volledige gezicht bedekken.

Amnesty dringt er bij de Belgische autoriteiten dan ook op aan dat de federale wet die volledige gezichtsbedekking verbiedt, wordt opgeheven.

Hoofddoekenverbod in het onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap (GO!)

Op 11 september 2009 introduceerde de Raad van GO! een algemeen verbod op het dragen van levensbeschouwelijke kentekens in Vlaamse Gemeenschapsscholen. Dit verbod is van toepassing op leerlingen, leraren en iedereen die pedagogische taken in de school uitoefent. De directeur van GO! motiveerde het verbod vanuit de intentie om diversiteit na te streven, gelet op het feit dat een toenemend aantal leerlingen enkel en alleen naar GO! scholen ging omdat het dragen van levensbeschouwelijke kentekens nog toegelaten was. Er was bijgevolg een vermeende nood om jongeren die ervoor kiezen geen levensbeschouwelijke kentekens te dragen te beschermen tegen groepsdruk. De beslissing van GO! werd later bevestigd en verder uitgewerkt in een omzendbrief.[21]

Amnesty International is van mening dat dit algemeen verbod de religieuze vrijheid en vrijheid van meningsuiting schendt, in het bijzonder van islamitische meisjes. Evenzeer doet dit algemeen verbod de discriminatie toenemen tegen meisjes die tot etnische en religieuze minderheden behoren en kan het een negatieve impact hebben op de gelijke toegang tot onderwijs. Enerzijds kunnen de voornaamste doeleinden van GO! om een dergelijk verbod op te leggen als legitiem aanzien worden, zoals vermijden dat leerlingen die ervoor kiezen geen hoofddoek te dragen onder druk gezet worden. Anderzijds is het twijfelachtig of dergelijk algemeen verbod een proportionaliteits- en noodzakelijkheidstoets doorstaat, dit mede gelet op het feit dat dit verbod kan leiden tot drop-out, segregatie van leerlingen die een hoofddoek dragen in privé Moslim scholen of thuisonderwijs.[22]

In het belang van de vrijheid van meningsuiting en vrijheid van religie of levensbeschouwing van leerlingen en studenten is Amnesty van oordeel dat het algemeen verbod op levensbeschouwelijke kentekens opgeheven moet worden.

Recente arresten van de Raad van State bevestigen dat het verbod strijdig is met de vrijheid van godsdienst. Deze arresten betreffen weliswaar individuele personen en scholen, maar de Raad van State spreekt er zich ook in uit over de omzendbrief van GO! zelf, door te stellen dat het GO! niet kan verantwoorden waarom een algemeen verbod moest worden ingevoerd. Als dusdanig doorstaat de omzendbrief niet de vereisten om een inperking op de godsdienstvrijheid te kunnen rechtvaardigen[23].

Transgender kwesties

Tot slot sprak Amnesty International zich uit over de huidige Wet van 10 mei 2007 betreffende de transseksualiteit.[24]

In januari 2013 legde de Belgische regering een beleidsplan voor om discriminatie op grond van seksuele oriëntering en gender identiteit tegen te gaan. Sinds de Wet van 22 mei 2014 is de Wet van 10 mei 2007 ter bestrijding van discriminatie tussen vrouwen en mannen geamendeerd en is er nu rechtsbescherming tegen de genoemde vormen van discriminatie voorzien.[25]

In het beleidsplan wordt ook de intentie vermeld om de Wet van 10 mei 2007 betreffende de transseksualiteit te herzien. Het voorbereidend werk ten spijt, is tot op heden de wet echter nog niet gewijzigd. Amnesty International van mening is dat de wet op een aantal punten dringend aan herziening toe is.

Ten eerste moet de procedure om van geslacht te veranderen sneller, transparanter en toegankelijker moet worden.

Daarnaast zijn er twee vereisten die als voorwaarde zijn opgenomen om wettelijk van geslacht te kunnen veranderen, die uit de wet geschrapt moeten worden. Het gaat ten eerste om de vereiste gesteriliseerd te zijn of een geslachtswijzigende operatie te hebben ondergaan. Daarnaast is er de voorwaarde dat een transgender persoon een psychiatrische diagnose en beoordeling moeten krijgen om wettelijk van geslacht te kunnen veranderen.

Tot op heden is het voor minderjarigen niet mogelijk om hun geslachtswijziging wettelijk te laten vastleggen omdat zij niet de medische voorwaarden die de wet voorschrijft kunnen vervullen. Dit strookt niet met de internationale standaarden die staten ertoe verplichten rekening te houden met de mening van kinderen met betrekking tot hun eigen belangen. Amnesty raadt aan dat de procedure om wettelijk van geslacht te veranderen uitgebreid wordt naar minderjarigen toe.

Conclusie

Amnesty International draagt het uitbannen van alle vormen van discriminatie van vrouwen hoog in het vaandel. De organisatie is dan ook opgetogen dat in België heel wat inspanningen geleverd worden om het Verdrag te implementeren en een actief beleid te ontwikkelen. Het werk is echter nooit af. Andere tijden brengen andere uitdagingen met zich mee. Amnesty International rekent erop dat ook in de toekomst een constructieve dialoog met alle overheden in dit land mogelijk zal zijn, zodat de bovenvermelde aanbevelingen uitgevoerd kunnen worden.

 

 

[1] Op het ogenblik van schrijven van deze bijdrage waren het rapport van België en de slotbeschouwingen van het CEDAW-Comité bij het rapport van België nog niet gepubliceerd.

[2] Amnesty International, Belgium. Submission to the United Nations Committee on the Elimination of Discrimination Against Women. 59th Session, 20 October-7 November 2014, http://amnesty.org/en/library/info/EUR14/001/2014/en.

[3] CEDAW/C/BEL/CO/6, §15: “While recognizing that the existence of a large number of federal, Community and regional structures on the advancement of women is directed towards ensuring focused attention on the implementation of women’s rights in the country, the Committee notes that those structures, with different levels of autonomy and authority, lack coordination and thus may affect accountability and the State party’s responsibility regarding the uniformity of results in the implementation of the Convention.”; CEDAW/C/BEL/Q/7, §3: “Please provide concrete information on the specific measures taken to coordinate the policies and mechanisms of federal, community and regional structures in order to achieve full and uniform implementation of the Convention throughout the State party’s territory, as recommended by the Committee in its previous concluding observations.”

[4] Het eerste nationaal actieplan (2001-2003) was gericht op gecoördineerde maatregelen van de verschillende regeringen tegen seksueel geweld en intrafamiliaal geweld. Daarna volgde een tweede actieplan (2004-2007) met een enger toepassingsgebied, met name tegen intrafamiliaal geweld. Nog twee actieplannen volgden (2008-2009 en 2010-2014). Het vierde en laatste actieplan betreft niet enkel intrafamiliaal geweld, maar ook gedwongen huwelijken, eergerelateerd geweld en vrouwelijke genitale verminking. Het werd geactualiseerd op 10 juni 2013. Zie http://igvm-iefh.belgium.be/nl/actiedomeinen/geweld/. Er is ook een interfederaal actieplan tegen homofoob en transfoob geweld: http://igvm-iefh.belgium.be/nl/binaries/Interfederaal%20Actieplan%20Homofoob%20Transfoob%20Geweld_tcm336-224389.pdf .

[5] Bij de voornoemde tussentijdse evaluatie bleken slechts 42 van de 122 voorgestelde maatregelen gerealiseerd. Er is dus nood aan een versnelde aanpak.

[6] Paris Principles relating to the Status of National Institutions, adopted by UN General Assembly resolution 48/134 of 20 December 1993; http://www.ohchr.org/EN/ProfessionalInterest/Pages/StatusOfNationalInstitutions.aspx

[7] http://premier.fgov.be/sites/all/themes/custom/tcustom/Files/Regeerakkoord_1_december_2011.pdf.

[8] UN HRC, Report of the working group on the universal periodic review. Belgium, A/HRC/18/3, 100.9.

[9] http://www.premier.be/sites/default/files/articles/Accord_de_Gouvernement_-_Regeerakkoord.pdf

[10] www.polfed-fedpol.be/crim/crim_stat_nl.php

[11] Belgische Senaat, Colloquium over seksueel geweld, 8 maart 2013, http://senate.be/event/20130308-sexual_violence/programme.pdf, p 23 en 38.

[12] J. Lovett & L.Kelly, Different systems, similar outcomes? Tracing attrition in reported rape cases across Europe, CWASU, Londen, 2009.

[13] http://www.polfed-fedpol.be/pub/veiligheidsMonitor/2008_2009/reports/grote_tendensen_2008.pdf, p. 41.

[14] Council of Europe Convention on Preventing and Combating Violence against Women and Domestic Violence (Istanbul Convention).

[15] http://www.hulpnaverkrachting.be/

[16] Vrouwenoverlegkomitee (sic), 25 november 2013, http://vrouwendag.be/standpunten/persberichten.

[17] Council of Europe Convention on Preventing and Combating Violence against Women and Domestic Violence (Istanbul Convention).

[18] De Wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, BS 13 december 1980.

[19] Wet van 1 juni 2011 tot instelling van een verbod op het dragen van kleding die het gezicht volledig dan wel grotendeels verbergt, BS 13 juli 2011.

[20] GwH 6 december 2012, http://www.const-court.be/public/f/2012/2012-145f.pdf.

[21] Raad GO!, Omzendbrief inzake het verbod op het dragen van levensbeschouwelijke kentekens, http://www.g-o.be/Net_eMagazineHome/Pages/OverGO.aspx?Id=97

[22] Voor verdere informatie over deze drie aspecten en bijzondere aspecten van het Belgisch onderwijssysteem zie Rapport Amnesty International, “Choice and Prejudice: Discrimination against Muslims in Europe”, p. 62-65: http://www.amnesty.eu/content/assets/REPORT.pdf

[23] Raad van State, Singh t. Gemeenschapsonderwijs, 14 oktober 2014, http://www.raadvst-consetat.be/arr.php?nr=228748; X. t. Gemeenschapsonderwijs, 14 oktober 2014, http://www.raadvst-consetat.be/Arresten/228000/700/228752Dep.pdf.

[24] Wet van 10 mei 2007 betreffende de transseksualiteit, BS 11 juli 2007.

[25] Wet van 22 mei 2014 ter bestrijding van seksisme in de openbare ruimte en tot aanpassing van de wet van 10 mei 2007 ter bestrijding van discriminatie teneinde de daad van discriminatie te bestraffen, BS 24 juli 2007.

Auteur

  • Eva Berghmans
    Eva Berghmans is beleidsverantwoordelijke bij Amnesty International Vlaanderen.

  • Astrid Lecomte
    Astrid Lecomte werkte als vrijwilliger mee aan het schaduwrapport van Amnesty International Vlaanderen.

  • Elise Maes
    Elise Maes werkte als vrijwilliger mee aan het schaduwrapport van Amnesty International Vlaanderen.

Deel dit item

Druk artikel af