Mei: op 27 mei 2015 verwierp de Appeals Chamber het beroep van Ivoorkust tegen de beslissing van Pre-Trial Chamber I waarin het de zaak tegen Simone Gbagbo ontvankelijk had verklaard (Ivoorkust). De eerstgenoemde staat had aangevoerd dat de zaak ook reeds behandeld wordt op nationaal niveau, maar de Pre-Trial Chamber vond dat de nationale autoriteiten niet voldoende deden om te bepalen of Gbagbo daadwerkelijk een strafrechtelijke verantwoordelijkheid droeg voor het gedrag dat ook aan het Hof was voorgelegd. Deze beslissing werd nu dus ook bijgetreden door de Appeals Chamber, dat in het bijzonder vond dat de Pre-Trial Chamber niet te rigoureus was geweest in zijn oordeel. Ook besloot de Appeals Chamber dat het niet onredelijk was dat de Pre-Trial Chamber van oordeel was dat het gedrag dat de autoriteiten aan het onderzoeken waren, eerder economische misdrijven en criminaliteit tegen de Staat betrof, hetgeen verschillend is van de misdrijven waarvoor het Hof bevoegd is. Gbagbo zelf is evenwel nog steeds niet overgedragen aan het Hof, niettegenstaande het uitvaardigen van een arrestatiebevel terzake.
Mei: op 29 mei 2015 herriep de Appeals Chamber de beslissing van Pre-Trial Chamber II van 21 oktober 2014 om vier verdachten in de zaak tegen Bemba et al. (Centraal-Afrikaanse Republiek) voorlopig vrij te laten. De Appeals Chamber was van oordeel dat er een verkeerde toepassing was gemaakt van art. 60 (40) ICC Statuut dat vooropstelt dat er op moet worden toegezien dat een persoon niet onredelijk lang wordt vastgehouden “due to inexcusable delay by the Prosecutor.” Volgens de Appeals Chamber kan een Chamber ook buiten deze specifieke hypothese vaststellen dat er sprake is van een onredelijk lange voorhechtenis, en dit op grond van art. 60 (3) ICC Statuut. Dan moet er echter wel een afweging gemaakt worden tussen de duur van de detentie enerzijds, en de risico’s die zulke detentie rechtvaardigen en opgelijst worden in art. 58 (1) (b) anderzijds. Volgens de Appeals Chamber had de genoemde Pre-Trial Chamber niettemin ten onrechte nagelaten zulke belangenafweging te maken. Evenwel besloot de Appeals Chamber gelijktijdig dat, gelet op het grote tijdsverloop sinds hun vrijlating, het niet in het belang van de gerechtelijke procedure zou zijn om de betrokkenen weer aan te houden. In een apart arrest van dezelfde dag herriep de Appeals Chamber om diezelfde reden ook de beslissing van Pre-Trial Chamber II d.d. 23 januari 2015 om Bemba zelf voorlopig in vrijheid te stellen, weze het dat Bemba zelf de facto nog niet was vrijgelaten, omdat hij in het kader van een andere procedure nog gearresteerd diende te blijven.
Juni-juli: tijdens de veertiende plenaire vergadering van de Assembly of States Parties werd Raul Cano Pangalan (Filipijnen) verkozen tot nieuwe rechter in het Internationaal Strafhof. Op 13 juli 2015 werd hij daadwerkelijk ingezworen, waarbij zijn mandaat zal lopen tot 10 maart 2021.
Juni: op 26 juni 2015 verwees Pre-Trial Chamber II opnieuw het falen van Soedan om mee werken aan de arrestatie van een gezochte persoon naar de VN-Veiligheidsraad. Op 9 maart van dit jaar had de Chamber dit al gedaan voor wat betreft Omar Al Bashir, waar het deze keer vaststelde dat Soedan ook ten aanzien van Abdel Raheem Hussein, in strijd met VN-Veiligheidsraad resolutie 1593, naliet om medewerking te verlenen aan het Hof en in het bijzonder genoemde persoon aan te houden en over te dragen. Daar de situatie in Soedan door de Veiligheidsraad zelf werd verwezen naar het Internationaal Strafhof, benadrukte de Pre-Trial Chamber dat in casu ook van de Veiligheidsraad een follow-up beslissing mag verwacht worden – al beslist uiteraard de Raad uiteindelijk zelf of en welke maatregelen het noodzakelijk acht om te nemen.
Juli: op 16 juli 2015 aanvaardde Pre-Trial Chamber I het verzoek van de Unie der Comoren om de beslissing te herzien van de Aanklager om geen onderzoek in te stellen naar de aanval door Israëlische strijdkrachten op een scheepskonvooi met humanitaire hulp op 31 mei 2010. De Aanklager had op 6 november 2014 besloten om het voorlopig onderzoek af te sluiten, daar de vermoedelijke zaak niet ‘voldoende ernstig’ zou zijn om actie van het Strafhof te rechtvaardigen. De Pre-Trial Chamber floot de Aanklager evenwel terug – zij het niet met unanimiteit. Aldus de Chamber had de Aanklager materiële vergissingen begaan in de beoordeling van enerzijds de mogelijkheid om personen te vervolgen die de grootste verantwoordelijkheid zouden kunnen dragen voor de aangeduide misdrijven, en van anderzijds de grootte, aard, impact en wijze waarop de misdrijven gepleegd werden. Bijgevolg verzocht de Pre-Trial Chamber aan de Aanklager om deze beslissing te herzien, en het besluit hierover zo snel mogelijk te communiceren.
Augustus: op 19 augustus 2015 hervormde de Appeals Chamber de beslissing van Trial Chamber V(B) aangaande de beweerde niet medewerking van de Keniaanse overheid in de zaak tegen Uhuru Muigai Kenyatta (Kenia). De Appeals Chamber heeft de zaak daarop terug verwezen naar Trial Chamber V(B) om opnieuw te bepalen of Kenia nagelaten heeft de noodzakelijke medewerking te verlenen aan het Hof, en of het gepast is om deze niet-medewerking, indien deze wordt vastgesteld, voor te leggen aan de Assembly of States Parties.
Uhuru Kenyatta spreekt de Algemene Vergadering toe op de Duurzame Ontwikkelingstop ter adoptie van de post-2015 agenda, 25 september 2015 – © UN Photo/Amanda Voisard
Juli: op 11 juli 2015 vond een herdenkingsceremonie plaats te Potočari (Bosnië-Herzegovina) naar aanleiding van de 20ste verjaardag van de genocide in Srebrenica, waarbij zowel voorzitter Meron als Aanklager Brammertz het woord hebben genomen.
Mei: gedurende de 25ste en vermoedelijk allerlaatste plenaire vergadering van het ICTR op 13 mei 2015 werd rechter Vagn Joensen (Denemarken) herkozen als voorzitter van het Tribunaal, waarbij zijn mandaat een einde zal nemen op 31 december 2015 – ook de datum waarop het ICTR verwacht wordt finaal de deuren te sluiten.
Op woensdag 10 juni 2015 reikte de KU Leuven een eredoctoraat uit aan de Chileense Presidente en voormalig hoofd van UN Women, Michelle Bachelet. Hiermee werd ze bekroond voor haar inzet voor de gelijkheid van mannen en vrouwen, arm en rijk, maar ook voor haar bredere strijd voor mensenrechten in binnen- en buitenland. Haar strijd voor gendergelijkheid heeft alvast zijn vruchten afgeworpen, want in het Chileense parlement zetelen evenveel mannen als vrouwen, iets waar veel regeringen lang nog niet aan toe zijn. Ook op vlak van inkomstengelijkheid boekte mevrouw Bachelet grote vooruitgang, door de wet op gelijk loon voor mannen en vrouwen in het leven te roepen.
De rector van de KU Leuven, Prof. Rik Torfs, feliciteert Michelle Bachelet met haar eredoctoraat – © KU Leuven – Rob Stevens
Er mag dan misschien meer gelijkheid zijn binnen de centrale regering tussen mannen en vrouwen, de gelijkheid tussen de centrale regering enerzijds en enkele van haar inheemse bevolkingsgroepen anderzijds is soms nog ver te zoeken. Zo zijn de Mapuche (een inheemse bevolkingsgroep in Chili en Argentinië) niet overtuigd van deze gelijkheid en voelen ze zich gediscrimineerd en van hun land beroofd door een overheid die het niet voor hen opneemt.
Desalniettemin is het die overheid die, in tijden van crisis, erin slaagde om geld vrij te maken voor de hervorming van pensioenen, sociale zekerheid (met specifieke programma’s voor vrouwen en kinderen), alsook voor onderzoek en ontwikkeling. Als voormalig minister van defensie focuste Bachelet zich op beleidsimplementaties die de werkomstandigheden van vrouwen in het leger en de veiligheidsdiensten beoogden te verbeteren.
Michelle Bachelet behoort tot de Socialistische Partij van Chili. Ze werd de eerste vrouwelijke presidente van Chili in 2006. Aan het einde van haar mandaat in 2010 trad ze af als presidente om het kersverse UN Women te leiden. In 2014 legde ze haar functie bij UN Women neer om opnieuw tot president verkozen te worden (haar mandaat loopt tot 2018). Als Ondersecretaris-generaal en Uitvoerende Directeur, heeft Bachelet het VN orgaan, dat onder het mandaat van de Algemene Vergadering valt, op de kaart gezet. Ze nam haar taak ter harte om gendergelijkheid en de empowerment van vrouwen op globaal, regionaal en lokaal niveau aan te pakken. UN Women is tot stand gekomen door een fusie van vier verschillende VN organisaties: het VN Ontwikkelingsfonds voor Vrouwen (UNIFEM), de VN Afdeling voor de Vooruitgang van Vrouwen (DAW), het VN Bureau van de Speciale Adviseur inzake Genderkwesties en het VN Internationaal Onderzoek- en Opleidingsinstituut voor de Vooruitgang van Vrouwen (VN-INSTRAW).
Op 20 februari 2015 lanceerde UN Women samen met de Europese Commissie, de Belgisch Technische Coöperatie (BTC) en UNRIC de strip & cartoon wedstrijd “Gender Equality: Picture It”. De wedstrijd nodigde jonge Europese strip- en cartoonartiesten en kunststudenten van 18 tot 28 jaar uit om hun visie op vrouwenrechten en gendergelijkheid af te beelden aan de hand van cartoons en strips zonder woorden.
De finalisten werden geselecteerd door een jury samengesteld uit professionele stripartiesten, experten gendergelijkheid en communicatie-experten. De leden van de jury waren:
De wedstrijd was een onderdeel van de UN Women Beijing+20 campagne “Empowering Women – Empowering Humanity: Picture It!” die de twintigste verjaardag viert van de historische vierde Wereldconferentie rond Vrouwen die plaatsvond in Peking in 1995. Deze twintigste verjaardag gaf de mogelijkheid om opnieuw politieke wil te genereren en opnieuw de bevolking te mobiliseren. Deze wedstrijd was daar een mooi initiatief voor.
Door een uitgebreide actie via sociale media, kreeg de wedstrijd meer dan 200 inzendingen van 155 deelnemers uit 25 EU lidstaten. Uit deze inzendingen werden er 36 geselecteerd voor de finale stemming door de jury. De juryleden identificeerden zeven winnaars van deze selectie strips en cartoons: één eerste prijs, één tweede prijs en vijf derde prijzen. De winaars kwamen uit Spanje, Polen en Finland.
De winnende strips en cartoons van deze wedstrijd werden uiteindelijk officieel bekendgemaakt op 8 juli 2015. Die avond opende een tentoonstelling met de winnende kunstwerken en ook enkele tekeningen van halve finalisten in Bozar in Brussel. Voor de opening van deze tentoonstelling werd een uitreikingsceremonie en receptie georganiseerd waarop de vijf winnaars uitgenodigd waren. Tijdens de ceremonie kregen de winnaars hun prijs uit de handen van juryleden Alexander de Croo en Salla Saastamoinen en de VN vertegenwoordigers. De winnende cartoon van Emilio Morales Ruiz ziet u hierboven afgebeeld. De tentoonstelling in Bozar was open voor het publiek tot 21 juli 2015.
In de aanloop naar het debat omtrent “informatie en communicatietechnologie (ICT) en seksuele uitbuiting van kinderen” dat zal plaatsvinden in de Mensenrechtenraad in 2016, was de Belgische regering, in samenwerking met SRSG Santos Pais en UNICEF, op 15 september 2015 gastheer voor een high level panel event om publiek-private partnerschappen voor de bescherming van kinderen tegen online seksueel misbruik te versterken en de implementatie van een veilige, inclusieve en versterkende digitale agenda voor kinderen te verzekeren.
In aanwezigheid van Hare Majesteit de Koning van België, werd het debat voorgezeten door de Vice Eerste Minister en de Minister van Buitenlandse Zaken van België, Didier Reynders en gemodereerd door SRSG Santos Pais. Het panel bestond uit de Engelse minister voor internetveiligheid barones Joanna Shields, de Executive Director van ECPAT International Dorothy Rozga, onderzoeker Niels Baas (Universiteit Twente), Dorothy Attwood (Senior Vice President Global Public Policy, The Walt Disney Company), Brittany Smith (EU Policy Lead for Child Safety, Google Inc.), en Jenny Jones (Director of Public Policy, GSMA).
Hieronder vindt u een weergave van de toespraak van Koningin Mathilde tijdens dit high level event.
Koningin Mathilde samen met de leden van het panel tijdens het high level side event in Genève tijdens de 30ste sessie van de Mensenrechtenraad op 15 september 2015 – © SRSG
Ministers,
Your Excellencies,
Ladies and Gentlemen,
I am delighted to be able to address you here in the Palais des Nations. This building is a symbol of the endeavours that states and peoples make to promote the fundamental principles of life in our societies. I am talking, of course, about Human Rights, and more specifically the rights of the child. It is also a real privilege to introduce this event, a panel debate involving top-quality speakers, all of whom are personally committed to child advocacy.
Your Excellencies, Ladies and Gentlemen,
Your presence in such large numbers at this event shows your shared commitment to the rights of the child in a world that is changing fast. The protection of children’s rights is a cause that is particularly dear to me. It is one of which I am delighted to be part, both in my own country and at the level of the UN organisations.For a number of years, Belgium has been active in mobilising the private sector concerning the rights of the child. I lent my voice to this cause, because I agree that business has a contract with society. And I applaud the commitment of business to take a more active role in this respect. The corporate sector can – and should – take more responsibility for the most marginalized members of our society, among them children. Companies should systematically include children’s rights among their main corporate responsibility objectives. Hence, they contribute to the creation of welfare and wellbeing for the whole of society.
Today, I would like to put the emphasis on the rights of the child in a rapidly-developing business sector, one that has an increasing impact on our daily lives: information and communication technology.
All over the world the development of new technologies means that everyone – or almost everyone – has access to the digital network. New means of communication and sharing knowledge are infinite. The growth of mobile technologies has been spectacularly swift. On every continent, children are growing up in a world that has become extremely complex and intensely connected. The average time that children spend on the internet continues to grow, and the age at which they embrace new technology is decreasing. Broader access to the internet raises many challenges in terms of both online and offline safety.
The internet plays a greater role in children’s lives now than ever before. We must therefore think carefully about the impact of constant exposure to possibly harmful online materials.
On the one hand, the internet offers extraordinary opportunities to even the youngest children, and their parents, to access knowledge, new teaching resources, creative play activities, and commerce, which will develop their potential to dream up the world of tomorrow.
Cutting-edge IT offers young people access to personalised services and state-of-the-art medical treatments. These can improve their daily lives in the long term. And finally, the web keeps family members in touch, allows people to share glimpses of their lives and to build bridges between cultures and across borders. This social network has become indispensable, especially for young people.
On the other hand, there are holes in this rapidly expanding digital system, not least the dark web, which is currently both unregulated and impossible to regulate. However, even on the normally accessible web, children across the world are confronted by unprecedented risks. The fact that their characters are still forming makes them particularly vulnerable to the negative impacts of new technologies.
The existence of people with malicious intentions, who manipulate young people and exploit their innocence, is not exceptional. Sometimes they even take control of their personalities. Child exploitation on the web, including for commercial purposes, is real and very worrying.
Online violations of the rights of the child can have a serious and lasting effect on young people’s physical and psychological integrity. For the rest of their lives even. Yet, it is often not obvious when children’s self-image is affected. Likewise, we often fail to hear children’s voices, even in areas that directly influence their lives and well-being.
It is our duty, therefore – all of us – as adults, parents, teachers and leaders, to guide children and protect them in this new, connected world. Together we must create a secure online framework within which children can grow up and flourish. And we must maintain that framework, too.Prevention and awareness-raising are crucial first steps. But teaching children to be media savvy is equally essential: empowering them with the knowledge, the skills and the attitudes to use the new media actively and creatively, but also safely, as tools for social participation.
Meanwhile, the internet industry could play an increasingly important role in developing preventive measures to protect children from all kinds of risks. Serious efforts should be made to increase the safety of platforms that are frequently visited by children. And more could be done to protect children’s privacy too.
The industry can help to protect children from abuse, while at the same time protecting their customers. An appropriate balance must be found.In the telecommunications sector, the responsibility must be shared by several players: access providers, internet operators and service providers. It is fundamental for all of them to act together, to strengthen security and make the internet a safe place to grow up.
Companies that are directly involved in online commerce can actively help to ensure respect and protection for children. Apart from their commercial activities – which are, after all, their core business – the private sector should be fully aware of the potential, sometimes harmful impact of online operations on the young. And they must take their share of responsibility in a collective response to illicit activities.
The active involvement of the whole online industry in providing protection is crucial to a safer internet. When it comes to online sexual exploitation, by far the biggest problem is child pornography.
Where credit cards are used for payment, the financial sector could help to identify the people behind suspect financial transactions. Virtual currencies still pose a greater challenge, of course.
The tourist sector also has a specific responsibility to fight against child sex tourism. Last year, in partnership with various official stakeholders, Belgium created the “I say STOP!” website against the sexual exploitation of children. This website is linked to the European reporting platform and gives travellers the tools to report abuses worldwide.
Your Excellencies, Ladies and Gentlemen,
I am pleased to see that a growing number of businesses are responding to the call and committing to work with the public sector and civil society to instigate responsible commercial practices. Practices that will have a direct, positive impact on children’s well-being.
But I want to see increased concerted efforts to achieve a more efficient partnership between the public and private sectors. When there is abuse, we should immediately demand the application of the law, in conformity with international standards, to ensure that there is sentencing and atonement.
In this connected world, online crime is increasingly organised. It is all the more imperative, then, to strengthen cooperation between the judicial and jurisdictional authorities at every level: national, regional and international. Without this, violations and abuse against children cannot be pursued effectively and stopped.Even offline, victims of child pornography are repeatedly confronted with images of their abuse. It is important, therefore, for the ICT sector to respond positively to requests, from both governmental and non-governmental institutions, to remove these images quickly.
The approach to fighting commercial sexual exploitation and violence against children online must be holistic. Action is required on a variety of fronts: prevention; support for victims; tracing and punishment of the perpetrators of abuse; and removal of the online images that only add to the lasting trauma victims suffer.
Children should be our top priority. Let us do everything we can to keep them safe. That should be our collective primary motivation. Children are our most precious resource, for they represent the future of our societies. And it is that future that is at risk.
I shall listen, therefore, with great interest to what our guest speakers have to say today.
Thank you