Wereldbeeld 2017 / jg. 41 / nr. 181 / Vrede & Veiligheid
Menu
Artikel 3 van 7

Mensenrechtenschendingen in Zuid-Soedan: oorzaak en gevolg

Anna Baker

De huidige burgeroorlog in Zuid Soedan brak uit in December 2013. Vandaag heeft Zuid Soedan een aantal dubieuze recordpogingen op het palmares.

Het land kent de ergste vluchtelingencrisis van Afrika en de derde wereldwijd na Syrië en Afghanistan, met 1,6 miljoen mensen op de vlucht in buurlanden. Binnen de landsgrenzen zijn nog een bijkomende 1,9 miljoen mensen ontheemd. Zuid Soedan is het meest onveilige land ter wereld voor humanitairen, met tenminste 80 humanitaire werkers die vermoord zijn sinds December 2013. Meer dan 17 000 kindsoldaten werden gerekruteerd en over de helft van alle schoolgaande kinderen kunnen niet naar school – het hoogste aantal ter wereld.

Als klap op de vuurpijl, kondigde men een hongersnood af op 20 Februari 2017. Volgens de VN dreigen in de deelstaat Unity alleen al 100 000 mensen om te komen van de honger. Het aantal ondervoede mensen kan de komende maanden oplopen tot 5,5 miljoen in heel Zuid-Soedan – ruim de helft van de bevolking. Verscheidene experten, inclusief de VN, zijn het erover eens dat de hongersnood een menselijke oorzaak heeft en dus niet het gevolg is van natuurlijke oorzaken, zoals klimaat en droogte, in tegenstelling tot delen van de buurlanden waar nu ook de honger-alarmbel wordt geluid. Integendeel, de hongersnood is het resultaat van het aanslepende conflict, en in het bijzonder de cumulatieve tol van herhaalde militaire operaties ondernomen door het regeringsleger en geallieerde milities in de deelstaat Unity sinds het begin van 2014.

Drie andere factoren hebben ook bijgedragen tot de hongersnood. De regering heeft sinds het begin van het conflict humanitaire bijstand die wordt geleverd door de internationale gemeenschap aan de noodlijdende bevolking systematisch bemoeilijkt, hoewel deze zelfde regering de verantwoordelijkheid draagt om zorg te dragen voor haar bevolking, in lijn met het internationaal recht. Het gros van overheidsuitgaven wordt besteed aan bewapening en militaire opbouw, en zeer weinig tot geen geld aan basisbehoeften zoals gezondheid en onderwijs. Ten tweede, ontheemding van de bevolking veroorzaakt door de oorlog heeft mensen ertoe gedwongen hun middelen van bestaan (voornamelijk landbouw en veehouderij/pastoralisme) achter te laten terwijl ze vluchtten voor hun leven. Tenslotte leidde een zware economische crisis tot een hemelhoge inflatie (479 per cent in December 2016) en onbereikbare voedselprijzen. Dit heeft tot gevolg dat de reeds zeer beperkte voedselvolumes buiten het bereik van de bevolking blijven. Daarenboven belemmeren de voortdurende schermutselingen op de wegen en het gebrek aan buitenlandse deviezen de handel met buurlanden.

Deze hongersnood in de deelstaat Unity werd reeds twee jaar geleden voorspeld door onder meer de Voedsel-en Landbouworganisatie (FAO). Het lijkt ondenkbaar dat een regering, ondanks verscheidene waarschuwingen door voedselexperten, geen grondige koerswijziging kiest en van het voorkomen van hongersnood een prioriteit maakt. Echter, om de situatie in Zuid-Soedan beter te begrijpen moet men de drijfveren van de huidige burgeroorlog in overweging nemen. Vele internationale waarnemers vatten het conflict samen als een etnische strijd tussen de Dinka stam onder leiding van de president Salva Kiir en de Nuer stam, onder leiding van Riek Machar. De Unity deelstaat is de thuisbasis van Machar en van een deel van zijn Nuer stam. Maar deze omschrijving mist belangrijke nuances: het conflict begon aanvankelijk als een politieke machtsstrijd tussen Kiir en Machar over controle van de overvloedige natuurlijke rijkdommen van het land (inclusief olie) en het regeringsapparaat – de voornaamste werkgever in het land en dus de uitverkoren wijze om de loyauteit en patronage van hun volgelingen op te kopen. Dit verwikkelde zich al snel tot een strijd met etnische ondertoon, toen Kiir en Machar teruggrepen naar historische breuklijnen en geschillen tussen hun stammen die dateren van de periode van de Zuid-Soedanese afscheidingsstrijd tegen het noordelijke Soedan, om zich de steun van hun respectieve etnische groepen te verzekeren.

Van links naar rechts: Vice-president Riek Machar, President Salva Kiir en de tweede Vice-president James Wani Igga, ingezworen na 27 ministers van de overgangsregering van Nationale Eenheid (TGONU) op 29 april 2016 – UN Photo/Isaac Billy

In de voorbije 3 jaar heeft het conflict zich gestaag getransformeerd in een strijd waarin het vandaag moeilijk is om duidelijke hoofdrolspelers te onderkennen. Meerdere stammen werden in de voorbije jaren actief in het conflict betrokken, onder meer de verscheidene stammen die de Equatoria deelstaten bewonen, de Shilluk in de Upper Nile deelstaat en de Murle in de Jonglei deelstaat (Zuid-Soedan heeft 64 stammen in totaal). Mede dankzij verscheidene pogingen van de internationale gemeenschap hebben de strijdende partijen talloze vredesakkoorden gesloten en wapenstilstanden afgekondigd. Deze houden nooit lang stand, enerzijds omdat de conflictpartijen blijven vasthouden aan een militaire oplossing boven een politieke oplossing; anderzijds omdat de internationale gemeenschap, en in het bijzonder de landen van de sub-regio, uiteindelijk hun eigenbelang laten voorgaan boven dat van de Zuid-Soedanese bevolking.

De wijdverspreide mensenrechtenschendingen die verscheidene internationale waarnemers hebben gedocumenteerd over de voorbije 3 jaar, bevestigen de etnische ondertoon. Burgers, inclusief vrouwen en kinderen, die niet actief deelnemen aan de gevechten, worden geviseerd op basis van hun etnische achtergrond. Mensen worden op massale schaal gedood, verkracht, opgepakt en gedwongen om mee te vechten; dorpen worden met de grond gelijkgemaakt; scholen en hospitalen vernield; en humanitaire voorzieningen geplunderd. Vrije meningsuiting wordt ingeperkt met een regering die alle lokale media en het middenveld die zich enigszins kritisch betonen ten aanzien van het beleid het zwijgen oplegt. Verscheidene partijen prediken haat en sporen aan tot geweld waardoor een klimaat is ontstaan van tribale wraakgevoelens. Er heerst haast volkomen straffeloosheid voor schendingen van internationale mensenrechten en humanitair recht, inclusief gruwelijke oorlogsmisdaden en misdaden tegen de menselijkheid. Als onderdeel van het meest recente vredesakkoord (afgesloten in Augustus 2015) zou Zuid-Soedan, in samenwerking met de Afrikaanse Unie, een gerechtshof oprichten, specifiek voor het vervolgen van gruweldaden begaan tijdens het huidige conflict en gebaseerd op een mengeling van internationaal en nationaal Zuid-Soedanees recht. Ondanks strakke tijdlijnen voorgeschreven door het akkoord (het gerechtshof zou deze maand functioneel moeten zijn) zijn de Zuid-Soedanese overheid en de Afrikaanse Unie nauwelijks aan de tijdrovende voorbereidingen begonnen. Verschillende jaren van gruweldaden in combinatie met straffeloosheid hebben tot een vicieuze cirkel geleid waarbij het gebrek aan aansprakelijkheid mee tot verdere misdaden aanzet.

Men kan zich afvragen waar dit allemaal zal eindigen. Adama Dieng, de VN Speciaal Adviseur Genocidepreventie verklaarde in November 2016: “Er is een groot risico op geweldescalatie op etnische basis met een hoog risico op genocide”. De Mensenrechten Raad in Geneve stelde haar eigen onderzoekscommissie aan, dat aan het eind van haar onderzoek in December 2016 besloot dat ‘een nieuw Rwanda’ mogelijk was en dat etnische zuiveringen reeds plaatsvonden in verscheidene streken doorheen het land door middel van tactische uithongering, massa verkrachting en het platbranden van hele dorpen. In het eerste trimester van 2017, herhaalden verscheidene internationale en nationale waarnemers deze waarschuwingen. Vandaag blijft het risico dat het wijdverspreide en systematische etnische geweld in Zuid Soedan zich ontwikkelt tot een genocide inderdaad zeer reëel. Maar bepalen of men al dan niet van een genocide gewag kan maken wordt bemoeilijkt in de Zuid-Soedanese context omwille van twee onmiddellijke praktische factoren, zonder verder in te gaan op andere overwegingen, zoals toepassing en evaluatie van het geldende internationaal recht.

Meeting van de VN-Veiligheidsraad met Mr. Adama Dieng, Speciale Adviseur van de Secretaris-generaal voor de Preventie van Genocide – UN Photo/Evan Schneider

Ten eerste, de Speciaal Adviseur Dieng heeft aangegeven dat noch de daders, noch de slachtoffers van het etnische geweld tot een homogene groep behoren. Vooral in het laatste jaar vond een opmerkelijke fragmentatie plaats van de actoren die actief zijn op de politieke en militaire scenes, en dat heeft ertoe geleid dat een evaluatie van het risico op gruweldaden enorm complex geworden is. Ten tweede, waarnemers hebben enkel beperkte toegang tot gebieden getroffen door geweld en vermoedelijke gruweldaden. De VN heeft reeds verschillende malen aangeklaagd dat conflictspartijen haar vredesmissie UNMISS vaak belemmeren om ten velde aantijgingen van mensenrechten schendingen te gaan onderzoeken en het nodige bewijs in te zamelen als onderdeel van haar rapporteringsmandaat. Bovendien verkiest de missie regelmatig om plaatsen waar vijandigheden en gevechten woeden te vermijden, waardoor haar actieradius wordt ingeperkt. Conflictspartijen bedreigen getuigen, slachtoffers en anderen die informatie bieden over hun daden met vergeldingsmaatregelen. Lokale mensenrechtenactivisten en media kunnen niet echt helpen omwille van de inperkingen van vrije meningsuiting en bewegingsvrijheid doorheen het land. Men kan gerust stellen dat de rapporten die over mensenrechtenschendingen in het land in de afgelopen jaren werden gepubliceerd, enkel het tipje van de enorme ijsberg vatten. Anderzijds is genocide ook een zwaar (politiek) beladen begrip geworden omwille van genocides die plaatsvonden in de 20ste eeuw en hun ver rijkende gevolgen. Niemand in de internationale gemeenschap staat echt te springen om een ‘nieuwe’ genocide af te kondigen in Zuid Soedan, aangezien dat – naast ingewikkelde politieke, legale, economische, militaire en sociale overwegingen – ook een morele verplichting met zich meebrengt om daadwerkelijk en doortastend te handelen.

Dit leidt tot twee onmiddellijke vragen: wie in het land is in staat om het nodige bewijs in te zamelen met het oog op een legale evaluatie gebaseerd op internationaal recht; en wie zal het (politieke) risico willen lopen om de vaststelling te maken en publiek af te kondigen? Dit verhaal is nog lang niet afgelopen.

Auteur

  • Anna Baker
    Anna Baker is onafhankelijk onderzoeker. Het betreft een schuilnaam.

Deel dit item

Druk artikel af