Wereldbeeld 2017 / jg. 41 / nr. 181 / Vrede & Veiligheid, Mensenrechten
Menu
Artikel 5 van 7

Nieuws van de internationale straftribunalen

Steven Dewulf

Internationaal Strafhof (ICC)

Oktober: in de Lubanga-zaak (DRC) heeft Trial Chamber II op 21 oktober 2016 het plan voor de symbolische collectieve vergoedingen van de slachtoffers van Thomas Lubanga Dyilo, opgesteld door het Trust Fund for Victims, goedgekeurd en de implementering ervan bevolen. Later zal de Kamer ook een beslissing nemen over collectieve reparatieprogramma’s die niet symbolische van aard zijn.

Oktober-maart: enkele dagen eerder, op 19 oktober 2016, verklaarde Trial Chamber VII Jean-Pierre Bemba Gombo, Aimé Kilolo Musamba, Jean-Jacques Mangenda Kabongo, Fidèle Babala Wandu en Narcisse Arido schuldig aan verschillende misdrijven tegen de rechtsbedeling van het Hof (CAR). In het bijzonder werd hen verweten opzettelijk in totaal veertien getuigen beïnvloed te hebben met het oog op het afleggen van valse verklaringen in de andere – primaire – zaak die loopt tegen Jean-Pierre Bemba (eveneens CAR). Nagenoeg 6 maanden later, op 22 maart 2017, velde diezelfde kamer haar oordeel over de sancties. Bemba werd veroordeeld tot 1 jaar additionele vrijheidsberoving, die hij zal moeten ondergaan nadat hij zijn hoofdstraf heeft uitgezeten (op 21 juni 2016 werd hij veroordeeld tot 18 jaar vrijheidsberoving wegens misdaden tegen de mensheid en oorlogsmisdaden gepleegd in de Centraal-Afrikaanse Republiek tussen oktober 2002 en maart 2003 en waarvoor hij als militaire bevelhebber verantwoordelijk was). Daarnaast moet hij een boete betalen van 300 000 €. De straffen voor de andere beklaagden varieerden van 6 maanden tot 2 jaar en 6 maanden, waarbij al dan niet ook nog een boete werd opgelegd.

Oktober-maart: op 19 oktober 2016 heeft de regering van Zuid-Afrika overeenkomstig art. 127 van het Rome Statuut een schriftelijke kennisgeving gericht aan de Secretaris-generaal van de VN tot terugtrekking uit dit Statuut. Op 7 maart 2017 liet de regering van Zuid-Afrika niettemin weten dat ze deze schriftelijke kennisgeving terug introk – hetgeen logischerwijs door de organen van het Hof met tevredenheid werd ontvangen. De beslissing tot terugtrekking volgde op een procedureslag in Zuid-Afrika, waar de High Court of South Africa finaal in februari had geoordeeld dat de beslissing van de regering – die art. 127 had toegepast zonder parlementaire goedkeuring – niet wettelijk was en dus de kennisgeving moest annuleren.

November-februari: op 10 november 2016 had ook de regering van Gambia artikel 127 van het Rome Statuut ingeroepen en een gelijkaardige kennisgeving naar de Secretaris-generaal van de Verenigde Naties gezonden. Ook Gambia – of beter gezegd, de nieuw verkozen regering van deze Staat – kwam hier later, met name op 10 februari 2017, op terug. Als dusdanig blijft enkel Burundi bij zijn beslissing van 27 oktober 2017 om zich uit het Rome Statuut terug te trekken.

December: de zaak tegen Dominic Ongwen (Oeganda) is op 6 december 2016 formeel van start gegaan voor Trial Chamber IX. Ongwen, een voormalige commandant van het Lord’s Resistance Army – meer bepaald de ‘Sinia Brigade’ – wordt niet minder dan 70 feiten ten laste gelegd, die betrekking hebben op oorlogsmisdaden en misdaden tegen de mensheid, en die gepleegd werden tussen oktober 2003 en juni 2004 in noord-Oeganda. De zaak van Ongwen is opvallend omdat de beklaagde zelf door het LRA ontvoerd werd en verplicht werd om zich als kindsoldaat bij hen aan te sluiten, waarbij hij ook de nodige mishandelingen heeft ondergaan. Ander notoir feit: zijn aanhoudingsmandaat dateert al van juli 2005, maar pas in januari 2015 werd hij overgedragen aan het Strafhof.

December: zeven “Regulations of the Court” zijn op 6 december 2016 geamendeerd. Het zijn veelal technische amendementen – en hebben onder meer betrekking op pagina- en tijdslimieten en documentformaten – die in se bedoeld zijn om de efficiëntie te verhogen. Conform art. 52 (3) van het Rome Statuut traden deze amendementen per direct in werking, al hebben de Staten die partij zijn wel zes maanden de tijd om zich alsnog te verzetten tegen de wijzigingen.

Januari: Trial Chamber VI besloot op 3 januari 2017 dat het wel degelijk de bevoegdheid bezit om zich uit te spreken over bepaalde oorlogsmisdaden van verkrachting en seksuele slavernij van kindsoldaten in de zaak tegen Bosco Ntaganda (DRC). De verdediging had gepleit dat de daden in kwestie gepleegd werden door leden van een gewapende groepering tegen leden van diezelfde groepering, en als dusdanig niet gezien konden worden als oorlogsmisdaden in het licht van gemeenschappelijk art. 3 van de Conventies van Geneve. De Trial Chamber oordeelde echter dat zulke zienswijze in strijd was met de ratio van internationaal humanitair recht, dat gericht is op het beperken van het lijden ten gevolge van gewapende conflicten. Aldus de Kamer hield dit ook in dat ook leden van dezelfde strijdkrachten slachtoffer kunnen zijn van seksuele oorlogsmisdaden: “there is never a justification to engage in sexual violence against any person (…) such conduct is prohibited at all times, both in times of peace and during armed conflicts, and against all persons, irrespective of any legal status“.

Maart: op 24 maart 2017 kende Trial Chamber II een individuele symbolische vergoeding toe van 250 $ aan 297 slachtoffers van misdaden gepleegd door Germain Katanga op 14 februari 2003 in Ituri (DRC), waarvoor deze eerder in 2014 schuldig werd verklaard door het Strafhof en veroordeeld werd tot 12 jaar cel. Daarnaast werden ook collectieve reparaties bevolen, in de vorm van o.a. steun aan huisvesting en onderwijs en psychologische begeleiding. Gelet op het onvermogen van Katanga, die de procedure zelf opvolgde vanuit de gevangenis in de Democratische Republiek Congo, werd het Trust Fund gevraagd om te bekijken of het via haar fondsen tussenbeide kon komen. Tegen eind juni 2017 dient het Fonds hiervoor een implementatieplan op te stellen. In totaal hadden 341 personen gevraagd om als slachtoffer erkend te worden, maar 44 van deze verzoekers konden niet voldoende attesteren dat ze als slachtoffer beschouwd dienden te worden. De totale morele, materiële en psychologische schade die geleden werd door de slachtoffers werd door het Hof geschat op 3 752 620 $, waarbij in het licht van het proportionaliteitsbeginsel, Katanga aansprakelijk werd gesteld voor 1 000 000 $.

 

Mechanisme voor Internationale Straftribunalen (MICT)

Januari-maart: de ontwikkelingen in Turkije beroeren ook de organen van het MICT. In de nasleep van de mislukte coup in juli 2016 werd immers ook rechter Aydin Sefa Akay van de Appeals Chamber in september 2016 gearresteerd wegens het vermeend downloaden van een chat applicatie.
Nadat de VN-Secretaris-generaal reeds tevergeefs de Turkse autoriteiten er op had gewezen dat rechters van het MICT diplomatieke immuniteit genieten en hij derhalve vrijgelaten moest moeten, beval ook rechter Meron van het MICT, handelend als ‘pre-review’ rechter, de Turkse autoriteiten op 31 januari 2017 om alle procedures tegen rechter Akay stop te zetten en om hem uiterlijk op 14 februari 2017 vrij te laten, zodat hij zijn rechterlijke taken in de zaak Ngirabatware kon verderzetten. Ook al is overeenkomstig VN-Veiligheidsraad resolutie 1966 (2010) zulke beslissing bindend, toch gaven de Turkse autoriteiten geen enkel gevolg aan dit rechterlijk bevel.

Op 9 maart 2017 informeerde voorzitter Meron van het MICT dan ook de VN-Veiligheidsraad over het blijvend nalaten van Turkije om de genoemde beslissing uit te voeren, dit in het licht van de impact die deze houding heeft op de rechterlijke werking van de Appeals Chamber en het feit dat de onafhankelijkheid van het rechterlijk korps hiermee in het gedrang komt.

 

Kosovo Specialist Chambers

December-februari: nadat in september 2016 reeds de Aanklager werd aangeduid – dhr. David Schwendiman – werd op 14 december 2016 ook de eerste voorzitter van de Chambers benoemd, met name dr. Ekaterina Trendafilova uit Bulgarije, die eerder onder meer negen jaar rechter was geweest in het Internationaal Strafhof. Op 7 februari 2017 werden ook de 19 andere rechters benoemd op het roster. Hieronder ook een Belgische rechter, met name Chris Van den Wyngaert – die haar mandaat wel pas zal opnemen nadat haar mandaat in het Internationaal Strafhof afloopt (maart 2018).

Januari-maart: het op 15 februari 2016 ondertekende verdrag tussen Nederland en Kosovo, waarbij bepaald werd dat de Chambers hun zetel zullen hebben zowel in Kosovo als in Nederland, trad op 1 november 2017 in werking. Op 27 maart 2017 hebben de rechters van de Chambers onder meer ook de Rules of Procedure & Evidence aangenomen tijdens de allereerste plenaire vergadering van de rechters van de Chambers.

 

Extraordinary Chambers in the Courts of Cambodia (ECCC)

November-februari: op 23 november velde de Supreme Court Chamber van het ECCC zijn arrest in hoger beroep in zaak 002/01 tegen Nuon Chea en Khieu Champan. Beide beklaagden werden op 7 augustus 2014 door de Trial Chamber schuldig verklaard aan misdaden tegen de mensheid en veroordeeld tot een levenslange vrijheidsberoving. In zijn arrest van november 2016 vernietigde de Supreme Court Chamber niettemin een deel van de uitspraak van de Trial Chamber. De Supreme Court Chamber kon zich niet vinden in de veroordelingen voor bepaalde misdaden tegen de mensheid van moord, uitroeiing en vervolging. Niettemin bevestigde het wel de veroordeling voor de andere misdaden tegen de mensheid die gepleegd werden met betrekking tot de evacuatie van Phnom Penh, onmiddellijk nadat de stad gevallen was in april 1975, en waarvoor de twee beklaagden veroordeeld waren. Gelet op o.a. de blijvende ernst van de feiten, de schaal waarop de feiten gepleegd werden en de rol die de beklaagden hierin hadden gespeeld, bevestigde de Supreme Court Chamber dan ook de levenslange gevangenisstraffen. In het tweede luik van de zaak tegen dezelfde beklaagden – nr. 002/02 – besloot de Trial Chamber in februari 2017 dan weer om deze laatste zaak te beperken, en geen feiten meer op te nemen die weliswaar vermeld waren in de closing order, maar niet opgenomen waren in zaak 002/01 of in zaak 002/02, daar een verdere uitbreiding niet in het belang zou zijn van een eerlijke en vooral voortvarende procedure.

Auteur

  • Steven Dewulf
    Prof. dr. Steven Dewulf is verbonden aan de Universteit Antwerpen als specialist internationaal, Europees en transnationaal strafrecht in de Onderzoeksgroep Rechtshandhaving. Hij is ook gastprofessor Internationaal Strafrecht zowel aan de Universiteit Antwerpen als aan de KU Leuven.

Deel dit item

Druk artikel af