Wereldbeeld 2016 / jg. 40 / nr. 178 / Vrede & Veiligheid, Internationale Organisaties
Menu
Artikel 5 van 8

In de kijker - Het Internationaal Gerechtshof werd 70 jaar

Neri Sybesma-Knol

Op 20 april vond in het Vredespaleis in Den Haag de viering plaats van het zeventigjarig bestaan van het Internationaal Gerechtshof: op 18 april 1946 hield het hier zijn eerste zitting. In de Nederlandse media kreeg de viering veel aandacht: de speeches van Ban Ki-Moon en van de President van het Hof werden uitvoerig besproken. Vooral ook de aanwezigheid van Koning Willem Alexander werd belangrijk gevonden: zijn grootmoeder, Koningin Juliana, was er immers bij in april 1946 en zijn overgrootmoeder, koningin Wilhelmina, was de officiële gastvrouw tijdens de Haagse Vredesconferentie van 1899, waar het allemaal begon…

De Voorlopers: Arbitrage

Er waren immers al eerdere pogingen geweest om internationale geschillen op een andere manier op te lossen dan met wapengeweld. Bijvoorbeeld door arbitrage.

Tegen het einde van de negentiende eeuw werd, als alternatief voor gewapende actie, internationale arbitrage populair als oplossing van geschillen tussen Staten. Toen had immers de ‘Alabama-arbitrage’ grote publieke belangstelling gekregen. Het geschil ging over de houding van Groot-Brittannië, als neutrale mogendheid, met betrekking tot de Amerikaanse burgeroorlog. De Confederatie van Zuidelijke Staten had aan bepaalde Britse scheepswerven opdracht gegeven een aantal oorlogsschepen te bouwen en uit te rusten. Een daarvan, de Alabama, had inderdaad deelgenomen aan de vijandelijkheden en aanzienlijke schade toegebracht aan de Noordelijke strijdkrachten. Na afloop van de oorlog stelde de Amerikaanse President Groot-Brittannië hiervoor verantwoordelijk en eiste schadevergoeding. Toen de onderhandelingen niet tot een resultaat leidden, werd besloten arbiters aan te stellen om de zaak te beslissen.

In 1871 werd daarover een overeenkomst, het compromis, afgesloten (het Verdrag van Washington) en de uiteindelijke uitspraak werd gedaan op 14 september 1872, in Genève, in een zaal van het Hotel de Ville. De zaak werd indertijd zo belangrijk gevonden dat deze zaal nu nog ‘Salle de l’Alabama’ heet. Groot-Brittannië werd veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding van 15 000 000 dollar, wat prompt gebeurde.

Het bijzondere van arbitrage is dat een definitieve uitspraak over de verschillende aspecten van een zaak wordt gedaan door onafhankelijke derden (de scheidsrechters of arbiters) en dat de partijen bij het geschil zich verbinden die uitspraak na te leven. Uiteraard moeten zij dit alles tevoren overeenkomen. In een dergelijke overeenkomst, het compromis, wordt vastgelegd:

  • wie de arbiter(s) is (zijn);
  • welk recht zal worden toegepast;
  • wie instaat voor welk deel van de kosten;
  • dat de partijen de uitspraak zullen naleven.

Naar een Permanent Hof voor Arbitrage

Het is duidelijk dat dit alles gebeurt op volkomen vrijwillige basis. Geen enkele Staat kan gedwongen worden om arbitrage te accepteren. Maar tijdens de eerste Haagse Vredesconferentie die plaats vond in 1899 werd veel belang gehecht aan tenminste het vergemakkelijken van dit soort geschillenbeslechting. Er kwam een Arbitrageverdrag tot stand dat voorzag in een permanent college: het Permanent Hof voor Arbitrage. Het zou gevestigd worden in Den Haag, en zou bestaan uit een Bureau, een lijst van beschikbare arbiters en een klein Secretariaat.

Het bestaat nog steeds. In 1913 werd zelfs een wedstrijd uitgeschreven voor een permanent onderdak voor het Hof: dat werd het Vredespaleis en dit bevindt zich, uiteraard, in Den Haag. Na enkele successen in de beginperiode wordt het Hof nu nog maar zelden ingeschakeld. Dit is vooral te danken aan de oprichting in 1919, en samen met de Volkenbond, van een echt permanent gerechtshof: het Permanent Hof voor Internationale Justitie.
In 1945, toen de Verenigde Naties tot stand kwamen, werd het opgevolgd door het Internationaal Gerechtshof. Dat werd een van de hoofdorganen van de VN: het Statuut van het Hof maakt integrerend onderdeel uit van het VN-Handvest en alle VN-Lidstaten zijn partij bij het Statuut. Vanzelfsprekend is ook dit Hof gevestigd in het Vredespaleis.

Secretaris-generaal Ban Ki-moon spreekt tijdens de ceremonie ter ere van de 70Ste verjaardag van het Internationaal Gerechtshof in het Vredespaleis in Den Haag - UN Photo/Rick Bajornas

Secretaris-generaal Ban Ki-moon spreekt tijdens de ceremonie ter ere van de 70Ste verjaardag van het Internationaal Gerechtshof in het Vredespaleis in Den Haag – UN Photo/Rick Bajornas

Internationale Rechtspraak

Het verschil tussen internationale arbitrage en internationale rechtspraak is dat er voor deze laatste een permanent rechtscollege van 15 rechters bestaat die door de Algemene Vergadering en de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties gekozen worden voor een ambtstermijn van negen jaar. Vanzelfsprekend moeten de kandidaten voldoen aan de hoogste eisen van ‘zedelijk aanzien’ en van deskundigheid op het gebied van het internationaal recht. Een ander vereiste is dat in het Hof als geheel alle rechtsstelsels van de wereld zijn vertegenwoordigd: de rechters komen uit alle delen van de wereld.

De Rechtsmacht van het Hof

Maar het element van vrijwilligheid, zo essentieel bij arbitrage, blijft ook hier fundamenteel. Een staat kan nooit gedwongen worden deel te nemen aan een zaak voor het Hof. In principe moet er met de tegenpartij overeenstemming worden bereikt om een bepaalde kwestie aan het Hof voor te leggen. Niet toevallig noemen we ook deze overeenkomst een compromis. Wel zijn er een aantal procedures waarbij het mogelijk wordt om ook zonder zo’n compromis een zaak bij het Hof aanhangig te maken.

Zo kan een staat altijd een verklaring afleggen dat hij de rechtsmacht van het Hof erkent voor iedere zaak waarbij hij betrokken wordt. Voorwaarde is natuurlijk dat ook de tegenpartij een dergelijke verklaring heeft afgelegd.
Bovendien wordt er in veel internationale multilaterale verdragen, en dat zijn er tegenwoordig honderden, over alle aspecten van de internationale betrekkingen, een clausule opgenomen waarbij de verdragspartijen de rechtsmacht van het Hof erkennen voor alle geschillen die betrekking hebben op de materie die door het Verdrag in kwestie wordt geregeld. Dit wordt, logisch, een compromissoire clausule genoemd. Wanneer een staat een procedure begint voor het Hof, moet er dus in eerste instantie worden bekeken of er een geldig compromis, of twee geldige verklaringen, of een compromissoire clausule, aanwezig is. Daarover doet het Hof formeel uitspraak. Pas daarna kan het beginnen met de behandeling van het eigenlijke geschil: de ‘grond van de zaak’.

Het moge intussen duidelijk zijn dat het Hof alleen bevoegd is om (juridische) geschillen tussensStaten op te lossen: privé personen of NGO’s hebben geen toegang tot het Hof. Ze kunnen desgevraagd wel optreden als deskundigen, als het om zeer specifieke en technische zaken gaat.

De verwezenlijkingen

Waar de eerste jaren voor het Hof moeilijk waren, en de rechters soms echt op zoek moesten gaan naar een nieuw ‘geschil’, is er de laatste tijd steeds een overvloed van zaken in behandeling: ‘op de rol’. Ze betreffen ook alle aspecten van de internationale betrekkingen en zijn afkomstig uit alle continenten. Vooral de compromissoire clausules in een groot aantal verdragen hebben het aantal zaken op de rol van het Hof een enorme boost gegeven. In totaal behandelde het Hof tot nu toe zo’n 200 zaken. Die betroffen problemen uit alle continenten en over alle mogelijke onderwerpen.
Het Hof is dan ook een heel belangrijke speler geworden in de internationale betrekkingen

Bindende uitspraken

Een wijdverbreid misverstand is dat, juist omdat een staat nooit gedwongen kan worden zich te onderwerpen aan de behandeling van zijn zaak door het Hof, de arresten (uitspraken) van het Hof ook niet bindend zouden zijn. Het kan echter niet voldoende worden onderstreept dat dit wel het geval is: wanneer het Hof eenmaal heeft beslist dat er formele gronden bestaan om een zaak in behandeling te nemen en een uitspraak terzake doet, zijn die uitspraken bindend voor alle partijen. Als dus wel eens wordt beweerd dat een vonnis van het Hof eigenlijk niet meer is dan een soort aanbeveling waaruit geen verplichtingen voort vloeien: niets is minder waar!

Het Hof als juridisch raadgever van de Verenigde Naties

Naast de rechtsmacht die het Hof heeft om juridische geschillen tussen Staten op te lossen, kan het ook juridisch advies uitbrengen aan VN-Organen (Algemene Vergadering, Veiligheidsraad, ECOSOC, de Gespecialiseerde Organisaties,… die daarom vragen. Hoewel een advies uiteraard niet bindend is, kan het van grote invloed zijn op de juridische interpretatie van bepaalde gebeurtenissen door derde landen, zoals de eenzijdige onafhankelijkheidsverklaring van Kosovo (2003) of de juridische gevolgen van het bouwen van een muur in de bezette Palestijnse Gebieden (2003), of de wettelijkheid van het gebruik van nucleaire wapens (1993-1996).

Zo speelt het Hof zijn eigen rol in de verwezenlijking van de doelstellingen van het Handvest:

“Wij, de Volken van de Verenigde Naties, vastbesloten …omstandigheden te scheppen waaronder gerechtigheid, alsmede eerbied voor de uit verdragen en andere bronnen van internationaal recht voortvloeiende verplichtingen kunnen worden gehandhaafd…”

 

Auteur

  • Neri Sybesma-Knol
    Neri Sybesma-Knol is Prof. Em. Internationaal Recht en voormalig directeur van Centre for United Nations law van de VUB. Ze is ere-voorzitter van de VVN.

Deel dit item

Druk artikel af