Wereldbeeld 2015 / jg. 39 / nr. 174
Menu
Artikel 10 van 10

Nieuws in het kort

Steven Dewulf, Neri Sybesma-Knol, Ellen Van Damme, Marleen Van der Straten

Een VN-panel van deskundigen vergaderde in Brussel over de toekomst van de vredesoperaties van de VN

Onlangs hadden in het Egmontpaleis in Brussel de Europese regionale consultaties plaats van het  High-level Independent Panel on Peace Operations van de Verenigde Naties. Na de verwelkoming door Minister Reynders hield José Ramos-Horta, voorzitter van het Panel en voormalig president van Oost-Timor, de openingstoespraak. Aan de gesprekken werd deelgenomen door deskundigen uit Europese regeringen, de Europese Unie en verschillende think tanks.

Het Panel werd opgericht nadat Secretaris-generaal Ban Ki-moon in juni 2014 een grondige en grootschalige evaluatie van de VN-vredesoperaties had aangekondigd. De vorige dateerde al van 2000 en leidde toen tot het heel vernieuwende Brahimi-rapport. Maar na 15 jaar lijkt het moment gekomen voor een nieuwe alomvattende evaluatie. Het Panel zal eind mei aan de Secretaris-generaal aanbevelingen voorleggen over aanpassingen van de vredesoperaties zoals die nu opereren aan de nieuwe omstandigheden en vereisten in conflictsituaties. Vredesoperaties worden immers alsmaar complexer, langduriger en gevaarlijker, met de introductie van nieuwe fenomenen zoals de rol van allerlei rebelse groeperingen, radicalisering en terrorisme, tot zelfs rechtstreekse aanvallen op de Blauwhelmen zelf. Zo vervaagt in bepaalde gevallen de grens tussen vredeshandhaving en vredesafdwinging.

Dit alles heeft gevolgen voor het mandaat van VN-vredesoperaties, voor de (militair-civiele) samenstelling, en voor de kosten die er aan verbonden zijn. Voor meer efficiëntie wordt er ook steeds meer met regionale organisaties samengewerkt, zoals de Europese Unie, of de Afrikaanse Unie. De regionale consultaties van het Panel vinden plaats in alle regio’s. Reynders zei tevreden te zijn dat de Europese consultaties in Brussel plaats vonden: België hecht namelijk veel belang aan de herziening van het stelsel van vredesoperaties. Ons land zal aan het eindverslag een eigen bijdrage leveren met een rapport over de Belgische ervaringen met het vredesproces in de Democratische Republiek Congo en over MONUSCO, de grootste vredesoperatie van het moment. Het Verslag van het Panel zal besproken worden tijdens het Algemeen Debat van de Algemene Vergadering, in september.

Leden van het Panel:

Voorzitter: Jose Ramos-Horta; (Timor Leste), vroeger Minister, Premier en President van Timor Leste

Leden:

Jean Arnault (Frankrijk); Professor on mediation en settlement of civil wars aan de Sorbonne; Special Representative of the Secretary-General on several Missions.

Abhijit Guba (India); Luitenant Generaal b.d., lid van het Department on Peacekeeping Operations DPKO.

Ameerah Hac (Bangladesh); UN-Under Secretary-General for Field Support

Andrew Hughes (Australië); vroeger UN Policy Adviser, DPKO

Alexander Iitchev (Rusland); UN Senior Officer, Asia and Pacific Division.

Hilde Johnson (Zweden); Special Representative en Head of Mission UNMISS

Bruce Jones (Canada); Brookings Institution

Youssef Mammoud (Tunesië); Senior Adviser International Peace Institute

Ian Martin (VK); Special Representative UNSMIL

Henrietta Joy Abena Mensa-Bonsu (Ghana); Professor International Law University of Ghana, UNMIL, OAU, ECOWAS

B. Lynn Pascoe (VS); 2007-2011 Under-Secretary-General for Political Affairs

Floriano Peixeto Viera Neto (Brazilië); Luitenant-Generaal, Force Commander Minustah

Wang Xuexian (China); UNA China

James Bond- acteur Daniel Craig benoemd tot eerste wereldwijde ambassadeur in de strijd tegen landmijnen

Daniel Craig tijdens zijn meeting met Secretaris-generaal Ban Ki-moon op 14 april 2015, New York – UN Photo/Mark Garten

Daniel Craig tijdens zijn meeting met Secretaris-generaal Ban Ki-moon op 14 april 2015, New York – UN Photo/Mark Garten

Daniel Craig wordt de komende drie jaar het boegbeeld van de campagne tegen het gebruik van landmijnen.

“Normaal gezien heb je de ‘licence to kil’,” zei Secretaris-generaal Ban Ki-moon. “Ik geef je vandaag de ‘licence to protect’ .” Het maakte diepe indruk. Samen met de echtgenote van Ban Ki-moon kreeg de Britse acteur uitleg van een ontmijner van de Verenigde Naties. “Het is ontstellend hoeveel vernieuwende technologie in het ‘doden’ wordt gestoken,” zei de acteur. “En nog erger is dat het vooral onschuldige burgers zijn die door mijnen worden gedood.”

Vorig jaar heeft de VN naar eigen zeggen 400 000 landmijnen en blindgangers vernietigd.

Alexander De Croo (Minister voor Ontwikkelingssamenwerking) in de VN Commissie Bevolking en Ontwikkeling

“Meer dan de helft van de wereldbevolking zijn vrouwen. Toch vechten overal ter wereld vrouwen voor hun rechten, rechten die essentieel zijn voor de menselijke ontwikkeling: het recht op onderwijs, het recht van een meisje om niet tot een huwelijk gedwongen te worden en het recht van een jonge vrouw om vrij en verantwoordelijk over haar seksuele en reproductieve gezondheid te beslissen.” Met die woorden zette Alexander De Croo, Minister voor Ontwikkelingssamenwerking, op 13 april de seksuele rechten van vrouwen en meisjes in de kijker tijdens de 48ste zitting van de Commissie Bevolking en Ontwikkeling van de VN in New York. Overigens: de Voorzitter van deze zitting van de Commissie was de Belgische Permanente Vertegenwoordiger Bénédicte Frankinet.

Op de agenda stonden meer in het algemeen onderhandelingen over zeventien nieuwe uitdagingen voor ontwikkeling zoals die na 2015 moeten worden aangepakt. Nu de MDG’s zoals ze in 2000 werden opgesteld grotendeels onvervuld zijn gebleven en anderzijds de situatie in de wereld grondig is veranderd, moet er op een nieuwe basis verder worden gewerkt.

Maar tijdens zijn toespraak zette de vicepremier dus meer in het bijzonder, en expliciet, de seksuele rechten van meisjes en vrouwen op de agenda. In België worden jongeren voorgelicht op school, en anticonceptie is vlot toegankelijk. Kwalitatief onderwijs speelt ook in het algemeen een sleutelrol.

“België gelooft rotsvast in het potentieel van ieder individu om positief bij te dragen aan de maatschappij, ook meisjes,” klonk het.

Geweld gebaseerd op geslacht is onaanvaardbaar, zei hij nog. “Het ondermijnt de individuele ontwikkeling en heeft verwoestende effecten op de samenleving,” aldus De Croo. Zo worden slachtoffers van seksueel geweld dermate gestigmatiseerd dat ze uit de gemeenschap worden gesloten. “We kunnen de slachtoffers niet de schuld geven. We moeten garanderen dat de daders rekenschap afleggen.”

Daarnaast legde hij sterk de nadruk op het belang van de rechten van lesbiennes, homo’s, biseksuelen en transgenders. “Discriminatie en onderdrukking van LGBT’s heeft grote gevolgen. Een dergelijke discriminatie hindert campagnes van HIV-preventie en toegang tot behandeling, wat dan weer leidt tot de verdere verspreiding van HIV en andere soa’s. Hoe kunnen we ooit een efficiënt beleid rond seksuele gezondheid garanderen, als bepaalde groepen mensen bewust uit de maatschappij worden gehouden?” (Hier ontstond wel rumoer in de zaal…)

“Ook in België waren vrouwen- en holebi-rechten nooit makkelijke thema’s, maar toch bestaat er nu een brede consensus, over de partijen heen.”

Maar een consensus over seksualiteit en voortplanting bestaat wereldwijd, en zelfs in Europa, nog lang niet. In tachtig landen is een homoseksuele verhouding strafbaar. Binnen de EU zijn Malta en Polen onverbiddelijk tegen abortus, en de Heilige Stoel “luistert aandachtig mee” in de Commissie.

Anderzijds: Ierland blokkeert niet langer een Europese consensus, en de nieuwe EU-leden zoals de Baltische Staten en Tsjechië, zijn niet ethisch conservatief. Toch is wereldwijd een homoseksuele verhouding nog steeds in 80 landen strafbaar.

Marleen Temmerman verlaat de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO)

Marleen Temmerman in haar hoedanigheid als Hoofd van het Departement Reproductieve Gezondheid en Onderzoek bij de Wereldgezondheidsorganisatie - © Press TV - WHO

Marleen Temmerman in haar hoedanigheid als Hoofd van het Departement Reproductieve Gezondheid en Onderzoek bij de Wereldgezondheidsorganisatie – © Press TV – WHO

Op deze Zitting van de Commissie Bevolking en Ontwikkeling was eveneens aanwezig onze landgenote Professor Marleen Temmerman. Zij vertegenwoordigde er de Wereldgezondheidsorganisatie.

Temmerman, specialist en internationale autoriteit op het gebied van reproductieve gezondheid, was er drie jaar lang, als hoogst geplaatste Belg, Hoofd van het Departement Reproductieve Gezondheid en Onderzoek. Maar ze verlaat nu de WHO. Per 1 oktober wordt ze Hoofd van de Afdeling Gynaecologie en Verloskunde aan de Aga Khan Universiteit in Nairobi. Ze krijgt bovendien ook een belangrijke functie bij het Aga Khan Development Network.

Temmerman is nu 62 jaar, de pensioenleeftijd bij de WHO. Hoewel haar gevraagd was nog een jaar aan te blijven besloot ze om deze nieuwe kans aan te grijpen. In Kenia zal ze nog jaren professioneel actief kunnen zijn. Ze is ook blij om terug te keren. Ze werkte al van 1986-1992 in Kenia. In 1994 werd ze oprichter van het International Center for Reproductive Health.

Ze bewaart goede herinneringen aan haar jaren bij de WHO, maar geeft toe dat het soms ‘eieren lopen’ was. Haar domein, reproductive health, de gezondheid van vrouwen rond zwangerschap en bevalling, en de rechten van vrouwen op dit gebied, ligt nu eenmaal in veel landen heel gevoelig.

Maar toch: zelfs binnen de VN blijkt het mogelijk om kleine stappen voorwaarts te maken. Zo is er nu een WHO-Richtlijn die stelt dat een vrouw toegang moet krijgen tot anticonceptie zonder dat ze daarvoor de toestemming nodig heeft van de regering, van haar man, of van haar (schoon)familie. Het is geen bindend verdrag, maar toch.

Marleen Timmerman was, en is nog deeltijds, Professor Gynaecologie en Verloskunde aan de UGent. Tot 2012 was ze senator en SP.A fractieleider in de Senaat. Ze kreeg een Lifetime Achievement Award van de British Medical Journal, en ontving ere-doctoraten van de Universiteit van West-Kaapland (Zuid Afrika) en van de VUB. Ze publiceerde ook het boek ‘Milady, waar vrouwenrechten echt over gaan‘.

Nieuws van het Internationaal Gerechtshof: drie nieuwe rechters

Op 6 februari vond een plechtige zitting plaats in de ‘Great Hall of Justice’ in het Vredespaleis in Den Haag. Drie nieuwe rechters legden er de plechtige verklaring af waarmee zij hun werkzaamheden in het Internationaal Gerechtshof aanvingen. Ieder lid van het Hof verklaart immers dat het “zijn bevoegdheden in volkomen onpartijdigheid en naar geweten” zal uitoefenen.

De uittredende President van het Hof, Peter Tomka, wees er op dat de allereerste zitting van het Hof (de opvolger van het Permanente Hof van Internationale Justitie, in 1919 tegelijk met de Volkenbond tot stand gekomen), plaats vond op 6 februari 1946. Het is dus deze datum waarop traditioneel de ambtstermijn van de rechters aanvangt.

Het Hof bestaat uit 15 rechters. Iedere drie jaar worden vijf rechters verkozen, in gelijktijdige verkiezingen van de Algemene Vergadering en de Veiligheidsraad, voor een ambtstermijn van negen jaar. Zij dienen uiteraard personen te zijn “die aan de vereisten voldoen die in hun onderscheiden landen worden gesteld om de hoogste rechterlijke ambten te bekleden, ofwel rechtsgeleerden zijn van erkende bekwaamheid op het gebied van het internationaal recht” zegt het statuut van het Hof. Goede juristen moeten zij dus in ieder geval zijn.

Maar daarnaast vraagt het Statuut ook dat er in het Hof rechters van alle grote rechtsstelsels in de wereld zetelen: een verplichting tot regionale spreiding dus. In de praktijk wordt daarbij de regionale spreiding gehanteerd zoals die is geregeld in de Veiligheidsraad, tot en met, traditioneel, de aanwezigheid van vijf rechters uit de vijf permanente leden van de Raad.

De rechters Mohamed Bennouna (Marokko) en Joan Donoghue (Verenigde Staten) werden voor een tweede ambtstermijn verkozen.

Patrick Robinson, James Crawford en Kirill Gevorgian deden op 6 februari hun intrede in het Hof.

Patrick Robinson (Jamaica) heeft een lange carrière achter de rug, eerst in verschillende posities in eigen land, en later in de Verenigde Naties. Zo vertegenwoordigde hij Jamaica 26 jaar lang in de Zesde Commissie van de Algemene Vergadering (de Commissie die zich bezig houdt met de ontwikkeling en codificatie van het internationaal recht) en in verschillende belangrijke internationale conferenties, zoals de VN Conferentie over het Zeerecht. Hij was lid van de International Law Commission van de VN, en vanaf 1998 rechter in het Joegoslavië-Tribunaal (President van 2008 tot 2011).

Ook Richard Crawford (Australië) is een bekende naam in volkenrechtelijke kringen. Ook hij was lid van de International Law Commission en was er Rapporteur voor het onderwerp ‘State Responsibility‘. Hij is lid van het Institut de Droit International, en lid van het Curatorium van de ‘Hague Academy’ die jaarlijks cursussen in volkenrecht organiseert in het Vredespaleis. Hij doceerde er in 2013 over “Chance, Order, Change“, het onderwerp van zijn laatste boek.

Kirill Gevorgian (Rusland) begon zijn carrière bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken van de toenmalige Sovjetunie; hij was ambassadeur in Frankrijk en later, als ambassadeur van de Russische Federatie, in Nederland. Ook vertegenwoordigde hij de Federatie in verschillende zaken voor het Hof. Hij leidde jarenlang de Russische delegatie in de Algemene Vergadering en in talloze internationale conferenties, zoals die voor het Statuut van Rome van Internationaal Strafhof, de Organisatie voor het Verbod op Chemische Wapens, en de Haagse Conferentie voor Internationaal Privaatrecht. Ook hij was lid van de International Law Commission, en Voorzitter in 2014.

De huidige samenstelling van het Hof is dus nu:

President: Ronny Abraham (Frankrijk); Vice-President Abdulqawi A.Yusuf (Somalia);

Rechters: Hisashi Owada (Japan), Peter Tomka (Slovakije), Mohamed Bennouna (Marokko), Antônio A. Cançado Trindade (Brazilië), Christopher Greenwood (United Kingdom), Xue Hanqin (China), Joan E. Donoghue (Verenigde Staten), Giorgio Gaja (Italië), Julia Sebutinde (Oeganda), Dalveer Bhandari (India), Patrick Lipton Robinson (Jamaica), James R. Crawford (Australië), en Kirill Gevorgian (Russische Federatiie).

De Griffier van het Hof is Philippe Couvreur, een Belg.

Op dit ogenblik zijn dertien zaken aanhangig voor het Hof.

Het Internationaal Strafhof en de Verenigde Naties

Bezoek van de nieuwe President aan New York

Secretaris-generaal Ban Ki-moon ontmoet de nieuwe President van het Internationaal Strafhof, Sylvia Fernández de Gumendi, op 8 april 2015 in New York – UN Photo/Evan Schneider

Secretaris-generaal Ban Ki-moon ontmoet de nieuwe President van het Internationaal Strafhof, Sylvia Fernández de Gumendi, op 8 april 2015 in New York – UN Photo/Evan Schneider

Op 11 maart werd Rechter Sylvia Fernández de Gurmendi voor een ambtstermijn van drie jaar verkozen tot President van het Internationaal Strafhof.

Op acht april had ze in New York een ontmoeting met de Secretaris-generaal. Zo’n ontmoeting is belangrijk: het Hof is immers formeel geen orgaan van de Verenigde Naties, zoals het Internationaal Gerechtshof. Om de inter-instititutionele verhoudingen te regelen werd op 4 oktober 2004 een speciaal akkoord gesloten met de Organisatie.

Rechter Fernández, dankte de Secretaris-generaal voor zijn niet-aflatende steun aan het werk van het Hof, en beloofde van haar kant om de banden met de VN nauwer aan te halen.

De Secretaris-generaal is immers dé pleitbezorger voor internationale rechtvaardigheid en de rule of law. Het is enorm belangrijk dat de samenwerking met het Strafhof wordt versterkt juist vanwege de rol van de VN met betrekking tot de preventie van genocide, misdaden tegen de mensheid en oorlogsmisdaden. Het Hof is immers wel bevoegd om deze misdrijven te onderzoeken, daders te vervolgen en te bestraffen, en slachtoffers genoegdoening te verschaffen, maar kwesties van vrede en veiligheid, en het voorkomen van dergelijke situaties zijn nu juist de opdracht van de Verenigde Naties.

Mevrouw Fernández had in New York ook ontmoetingen met belangrijke personen van het VN-Secretariaat, met de vertegenwoordigers van Verdragspartijen van het Statuut van Rome en de leden van hun Werkgroep in new York. Ze sprak ook met NGO’s en organisaties uit het middenveld die zo’n belangrijke rol hebben gespeeld in de totstandkoming van het Hof.

Palestina formeel verdragspartij bij het Statuut van Rome

Intussen had op 1 april in het Strafhof in Den Haag een plechtigheid plaats gevonden ter verwelkoming van Palestina als 123ste Verdragspartij bij het Statuut van Rome, de ‘constitutie’ van het Hof.

De vice-President van het Hof zei bij deze gelegenheid: “Toetreden tot een verdrag is natuurlijk maar een eerste stap. Nu vandaag het Statuut voor Palestina van kracht wordt verwerft dat land alle rechten, maar ook alle verantwoordelijkheden van een Verdragspartij. Het is een belangrijk engagement, dat niet licht mag worden opgevat”. De Palestijnse Minister van Buitenlandse Zaken, Dr. Riad Al-Malki, ontving dan ook een speciale editie van het Statuut.

De Voorzitter van de Vergadering van Verdragspartijen, Sidiki Kaba, verklaarde dat dit engagement maar weer eens bevestigt dat mensen over de hele wereld vertrouwen stellen in het Hof, en in zijn idealen van vrede en rechtvaardigheid voor iedereen. Waarop Dr. Al-Malki stelde dat we weer een stap dichter zijn gekomen bij het einde van internationale straffeloosheid en onrechtvaardigheid.

Onderzoek van de situatie in Gaza?

Nu Palestina formeel is toegetreden tot het Statuut van Rome zou het Hof de situatie in de Bezette Gebieden kunnen onderzoeken.

De Palestijnse Autoriteit had al eerder, na de invasie van Gaza door Israël in 2008-2009, een verklaring afgelegd waarbij ze de rechtsmacht van het Hof aanvaardde. Volgens Art. 12 van het Statuut kan een staat die geen partij is bij het Statuut de rechtsmacht van het Hof aanvaarden met betrekking tot misdrijven die op zijn grondgebied zijn begaan. Er waren op dat ogenblik al zo’n 213 klachten neergelegd over de periode van de bezetting van 2008. Maar daar werd verder niets mee gedaan, om ‘juridische redenen’: was Palestina wel een staat?

De laatste jaren kreeg de erkenning van Palestina als staat echter meer en meer steun. Hoewel lidmaatschap van de Verenigde Naties niet mogelijk bleek (daarvoor is een voordracht van de Veiligheidsraad vereist) kreeg Palestina in 2013 in de Algemene Vergadering het statuut van ‘Waarnemer Staat’ bij de Organisatie. En in die periode vroeg, en kreeg, Palestina het lidmaatschap van Unesco. Op 2 januari 2015 vroeg Palestina formeel de toetreding tot het Statuut van het Internationaal Strafhof, tegelijk met een reeks andere verdragen. Zo werd Palestina partij bij het VN-Verdrag over Discriminatie van Vrouwen, bij het VN Zeerechtverdrag, bij de Protocollen van de Verdragen van Genève over de Bescherming van de Burgerbevolking in Oorlogstijd, bij de Verdragen over non-Proliferatie, het gebruik van conventionele wapens en clusterbommen.

Nu Palestina officieel partij is bij het Statuut van Rome kan de Openbaar Aanklager klachten onderzoeken over oorlogsmisdaden begaan op Palestijns grondgebied, met name in de Gaza-strook, en met name gedurende de vijandelijkheden van 2014.

De Openbaar Aanklager, mevrouw Bensouda, maakte op 16 januari bekend dat ze een ‘voorlopig onderzoek’ zou beginnen, en wel ‘in volledige onafhankelijkheid en onpartijdigheid’. Zo’n onderzoek betreft onder meer problemen van rechtsmacht, van ontvankelijkheid, en van rechtsbelang.

De conclusie kan zijn, afhankelijk van de feiten en omstandigheden, dat de Aanklager beslist om het voorlopig onderzoek naar de feiten en gebeurtenissen verder te zetten, ofwel een formeel onderzoek in te stellen, met mogelijke juridische gevolgen, ofwel te beslissen van verder onderzoek af te zien. Op deze conclusies staat geen termijn.

De wereld kijkt nu verder toe.

Nieuws van de internationale straftribunalen

Internationaal Strafhof

Januari-april: op 2 januari 2015 is de Palestijnse Staat verdragspartij geworden bij het Rome Statuut, waardoor er nu 123 partijen zijn bij het Internationaal Strafhof. De toetreding van Palestina en inwerkingtreding van het Statuut werden gevierd met een plechtige ceremonie te Den Haag op 1 april 2015. Onderwijl heeft de Palestijnse Staat zelfs ook een (geaccepteerde) verklaring afgelegd op grond van art. 12 (3) van het Statuut, waarin het de jurisdictie reeds aanvaardt van het ISH vanaf 13 juni 2014 (in de zomer van 2014 was er het conflict in de Gaza-strook, waarbij in enkele maanden tijd duizenden gewonden en doden vielen, de overgrote meerderheid aan Palestijnse zijde). Zodoende wordt de kans aanzienlijk groter dat (facetten van) het Palestijns-Israëlisch conflict ooit voor het Internationaal Strafhof worden gebracht, ook al is Israël zelf, zoals welbekend, geen verdragspartij.

Februari: op 27 februari 2015 bevestigde de Appeals Chamber de beslissing van Trial Chamber II om Mathieu Ngudjolo Chui (RD Congo) vrij te spreken voor misdaden tegen de mensheid en oorlogsmisdaden. Zodoende verwierp de Appeals Chamber de drie middelen die de Aanklager had aangevoerd in het hoger beroep tegen de eerdere vrijspraak. Interessant hierbij was vooral het derde middel, waarin de Aanklager opwierp dat de Trial Chamber niet correct had gehandeld ten aanzien van een beweerde beïnvloeding van getuigen door de beschuldigde. Zowel de Aanklager als een aantal victim groups stelden dat de Trial Chamber, door niet adequaat te hebben gereageerd, procedurele fouten had begaan waardoor de integriteit van de procedure in het gedrang was gekomen. Ook al erkende de Appeals Chamber dat de Trial Chamber inderdaad enkele fouten had gemaakt, het was desalnietttemin van oordeel dat dit de uitkomst van de vrijspraak niet op een materiële wijze had beïnvloed. Te bemerken valt wel dat de beslissing van de Appeals Chamber niet met unanimiteit werd genomen. Zowel Rechter Trendafilova als Tarfusser gaven in hun dissenting opinion aan dat de Appeals Chamber het arrest van de Trial Chamber niet had mogen bevestigen.

Maart: op 3 maart 2015 herriep de Appeals Chamber deels de beslissing van de Trial Chamber in de zaak Thomas Lubanga Dyilo (DRC) waarin het “de principes en procedures die toegepast moesten worden bij schadeherstellingen” had vastgelegd. De Trial Chamber had dit met name gedaan in zijn  beslissing van 7 augustus 2012, waarbij het tegelijk had bevolen dat collectieve herstellingen moesten worden uitgevoerd via het Slachtoffer Trust Fonds (STF). In zijn uitspraak her(be)vestigde de Appeals Chamber de minimumvereisten waaraan een reparatiebeslissing dient te voldoen, evenals de basisbeginselen die de vergoeding van slachtoffers beheersen, waaronder de verplichting om alle slachtoffers gelijk en eerlijk te behandelen, ongeacht of ze hebben deelgenomen aan het proces. Als dusdanig bevestigde de Appeals Chamber wel in grote mate de beslissing van de Trial Chamber, onder meer wat betreft diens besluit om vergoedingen toe te kennen op collectieve en niet op individuele basis. Waar de Appeals Chamber onder meer niet mee akkoord ging, was de beslissing van de Trial Chamber om Lubanga niet persoonlijk aansprakelijk te stellen voor deze collectieve vergoedingen en dit op grond van zijn onvermogen. Dit moest weldegelijk gebeuren, stelde de Appeals Chamber, waarbij het STF, indien dit laatste de herstellingen dan “voorschiet”, de mogelijkheid heeft om deze later terug te vorderen van de veroordeelde persoon. In zijn beslissing heeft de Appeals Chamber ook aan het STF de opdracht gegeven om een ontwerp implementatieplan voor te bereiden, waarbij het onder meer moet aangeven welk bedrag het noodzakelijk acht om de schade te herstellen die de misdaden, waarvoor Lubanga veroordeeld was, te herstellen.

Maart: op 9 maart 2015 stelde Pre-Trial Chamber II officieel vast dat Soedan naliet – in strijd met Veiligheidsraadresolutie 1593 (2005) – samen te werken met het Internationaal Strafhof, doordat het al jarenlang weigert Omar Al-Bashir te arresteren en over te dragen (Soedan-Darfoer). De Pre-Trial Chamber besloot de VN-Veiligheidsraad hiervan op de hoogte te brengen, zodat deze laatste de gepaste maatregelen kan nemen, waarbij de Chamber wel benadrukte dat het van groot belang is dat de Veiligheidsraad daadwerkelijk optreedt in deze kwestie.

Maart: Rechter Silvia Fernández de Gurmendi (Argentinië) werd op 11 maart 2015 verkozen als de nieuwe Voorzitter van het Internationaal Strafhof. Ze neemt de fakkel over van Rechter Song Sang-Hyun. Rechters Aluoch (Kenya) en Ozaki (Japan) werden verkozen als eerste resp. tweede vicepresident.

Maart: in navolging van de beslissing van de Aanklager om de tenlasteleggingen tegen Uhuru Kenyatta in te trekken, besloot Trial Chamber V(B) om de procedure in deze zaak te beëindigen. De Chamber benadrukte evenwel dat het de nodige jurisdictie behield om zich uit te spreken over enige inmenging met getuigen of bewijsgaring, en dat ook de beschermingsmaatregelen voor getuigen en slachtoffers bleven gelden. Tegelijk herinnerde het ook aan zijn eerdere uitspraak van 3 december 2014, waarin het reeds had aangegeven dat deze beslissing geen ne bis in idem-effect kon hebben, en het de Aanklager vrij staat om nieuwe tenlasteleggingen tegen de beschuldigde te uiten, mocht de Aanklager hiervoor voldoende bewijs weten te verzamelen.

Joegoslavië-Tribunaal (ICTY)

Januari: Op 30 januari 2015 velde de ICTY Appeals Chamber zijn arrest in hoger beroep in de Popović et al. zaak – de grootste tot op heden afgeronde zaak – waarin verschillende Bosnisch-Servische militaire officieren vervolgd werden voor feiten gepleegd door Servische troepen in juli 1995 na de overname van Srebrenica en Žepa. Weliswaar hervormde de Appeals Chamber het arrest van de Trial Chamber op verschillende punten, maar niettemin werden de meeste argumenten en middelen van de vijf beklaagden die hoger beroep hadden aangetekend, verworpen door de Appeals Chamber, waarop alle beklaagden opnieuw schuldig werden bevonden: drie personen voor (het plegen van, deelname aan en, of samenzwering tot het plegen van) genocide en alle vijf voor (het plegen van, deelname aan en, of deelname aan een Joint Criminal Enterprise (JCE) met het oog op het plegen van) misdaden tegen de mensheid en oorlogsmisdaden. De straffen die werden uitgesproken varieerden van 13 jaar vrijheidsberoving tot levenslange opsluiting.

April: op 8 april 2015 velde de Appeals Chamber ook zijn arrest in hoger beroep in de zaak van Zdravko Tolimir, die ook betrekking had op de Srebrenica en Žepa-enclaves. Ook in deze zaak sloot de Appeals Chamber zich in grote mate aan bij de uitspraak van de Trial Chamber, met name dat Tolimir had deelgenomen aan een JCE aangaande moord en een JCE betreffende de gedwongen deportatie van de Bosnische moslimbevolking van Srebrenica en Žepa. Als dusdanig werd de uitspraak bevestigd waarin hij veroordeeld werd wegens genocide, samenzwering tot het plegen van genocide en verschillende misdaden tegen de mensheid (zijn veroordeling voor bepaalde oorlogsmisdaden werd niet meer betwist in hoger beroep). Ook al herriep de Appeals Chamber de veroordeling door de Trial Chamber voor andere tenlasteleggingen, niettemin bevestigde de Chamber zijn veroordeling tot een levenslange opsluiting.

Verslag Special event ‘mobilizing local finance to implement the Post-2015 development agenda’

Op vrijdag 10 maart 2015 organiseerde de Permanente Missie van Frankrijk bij de Verenigde Naties (VN) op het VN Hoofdkwartier in New York een speciale bijeenkomst over de mobilisatie van lokale financiering om de Post-2015 ontwikkelingsagenda te kunnen implementeren. De voorzitter van deze bijeenkomst, Ambassadeur François Delattre, had internationale gasten uitgenodigd om hun opinie en ervaring te delen omtrent de hedendaagse uitdagingen van lokaal bestuur. Dit in de aanloop naar de derde Internationale Conferentie omtrent Ontwikkelingsfinanciering die zal doorgaan in Addis Abeba in juli 2015.

Tijdens de meeting werd verder gebouwd op de Monterrey Consensus, het eindbesluit dat werd aangenomen als gevolg van de Internationale Conferentie over Ontwikkelingsfinanciering in 2002.[3] Daarnaast werd ook verder ingegaan op de Doha Verklaring van 2008. De Doha Conferentie diende als opvolging van de implementatie van de Monterrey Consensus.[4]

Conferentie zaal 8, VN hoofdkwartier in New York - © Ellen Van Damme

Conferentie zaal 8, VN hoofdkwartier in New York – © Ellen Van Damme

Ambassadeur Delattre opende de meeting door meteen de nadruk te leggen op het belang van de mobilisering van burgers op lokaal niveau; het niveau van de steden en gemeenten. ‘Decentralisatie’ als concept moet niet beschouwd worden als louter en alleen het overhevelen van verantwoordelijkheid van de centrale overheid naar de lokale overheden, maar veeleer als het toekennen van unieke bevoegdheden op het lokale niveau. Daarbij is het ook van belang om duurzame bronnen van inkomsten op verschillende manieren en op de verschillende niveaus te genereren. Ambassadeur Delattre wees er op dat met betrekking tot klimaat en broeikasgassen al goede initiatieven waren genomen. De bijeenkomst ging verder in op het belang van de decentralisatie van ontwikkelingsprogramma’s naar minder ontwikkelde landen.

Ook de tekortkomingen van de ontwikkelingsconferenties in Monterrey en Doha kwamen aan bod. Beide voorgaande conferenties focusten voornamelijk op duurzame ontwikkeling en klimaatsverandering, maar er werd nauwelijks ingegaan op de ontwikkeling van economische groei en de strijd tegen armoede. Deze uitdagingen moeten ook worden opgenomen in de Post-2015 agenda.

Deze bijeenkomst focuste voornamelijk op het 17de duurzame ontwikkelingsdoel: het versterken van de middelen voor de uitvoering en revitalisatie van het globale partnerschap voor duurzame ontwikkeling.[5] Deze doelstelling wijst er ook op dat de ontwikkelde landen hun Officiële Ontwikkelingshulp (ODA)-verplichtingen moeten nakomen; met name de donatie van 0,7% van het Bruto Nationaal Inkomen (BNI) aan ontwikkelingslanden. De vraag is echter hoe realistisch deze doelstelling is. In 2014 haalden slechts vijf van de 34 OESO-landen de kaap van 0,7% (het Verenigd Koninkrijk, Denemarken, Noorwegen, Luxemburg en Zweden).[6]

Volgens Mr. Juwang Zhu (de directeur van het VN Ministerie van Economische en Sociale Zaken, afdeling Openbaar Bestuur en Ontwikkelingsmanagement), is het van cruciaal belang om tegemoet te komen aan tekortkomingen in lokale financiering om de Post-2015 agenda te bereiken. Mr. Zhu benadrukte dat steden steeds meer aan belang inwinnen. Momenteel wonen één miljard mensen in sloppenwijken in en rond steden. In de toekomst zou dit aantal zelfs kunnen verdubbelen. Het is dus uiterst noodzakelijk dat lokale overheden ondersteund worden door hun desbetreffende nationale overheden, maar ook door de internationale gemeenschap. Maar, benadrukte Mr. Zhu, de vraag is of de lokale overheden genoeg capaciteiten hebben om meer verantwoordelijkheden te kunnen dragen. Momenteel blijkt de financiële draagkracht van lokale overheden te zwak om deze toekomstige uitdagingen aan te gaan. Mr. Zhu adviseerde dat lokaal ondernemerschap aangemoedigd moet worden om meer bedrijven op te richten en tegemoet te kunnen komen aan de groei van de stedelijke bevolking. Overigens moeten deze lokale initiatieven ook geïntegreerd worden in de bestaande globale dynamieken.

Paul Smoke, professor in publieke financiering en planning, overliep het Addis Abeba ontwerpakkoord en benadrukte de ‘missing link in sustainable development finance.’[7] Prof. Smoke erkende het belang van de lokale overheden in het genereren van lokale inkomsten (Local Revenue Generation). Net als de andere aanwezigen gaf hij aan dat lokale overheden een unieke positie  hebben en vaak een veel grotere rol spelen dan nationale overheden. Daarbij is het ook van belang om in te gaan op de specifieke noden van de lokale regio’s, wanneer er wordt gesproken over decentralisatie van bevoegdheden. Met betrekking tot het genereren van inkomsten, kunnen lokale overheden een belangrijke rol spelen. Volgens Prof. Smoke zijn burgers namelijk meer bereid om lokale taksen te betalen wanneer ze met hun eigen ogen kunnen zien dat de taksen worden gebruikt om hun leefomgeving te verbeteren.

Vervolgens kwamen twee burgemeesters aan het woord: Christian Dupuy (Suresnes, Frankrijk) en Fathallah Oualalou (Rabat, Marokko). Als burgemeesters van twee grootsteden hebben zij het fenomeen van urbanisatie van dichtbij beleefd. Ook zij zijn ervan overtuigd dat tegen 2050 twee derde van de bevolking in steden zal wonen. In het zuiden creëert deze urbanisatie enorme uitdagingen. De burgemeesters wezen erop dat het dus belangrijk is te investeren in basisinfrastructuur, zoals scholen en ziekenhuizen, om de noodzakelijke ontwikkeling en duurzaamheid te creëren in steden. Ook de burgemeesters zijn ervan overtuigd dat er meer ruimte moet komen voor het innen van lokale taksen.

In het tweede deel van de bijeenkomst werd het woord gegeven aan NGO’s. Onder hen Christian Dupuy, die het had over city-to-city cooperation; J. Daussin van het Agence Française de Development (AFD); Aniket Shah van het VN Sustainable Development Solutions Network (UN SDSN), die het Financing for Sustainable Development Initiative promootte; Barbara Samuels van Global Clearinghouse for Development Finance; Mohammed Benamed van Fez in Marokko; Khady Dia; David Jackson van het VN Capital Development Fund (UNCDF); Philip McPhee, de vice-voorzitter van de Commenwealth Local Government Forum; en Tove Maria Ryding van het European Network on Debt and Development. Deze laatste schudde iedereen wakker, na bijna drie uur non-stop vergaderd te hebben, door er op te wijzen dat deze besprekingen niet enkel bij woorden kunnen blijven en dat specifieke acties moeten worden ondernomen om de daad bij het woord te voegen. Alle ogen staan nu dus gericht op de conferentie in Addis Abeba, voor de verdere bespreking van dit Special Event.

Het is tijd voor actie! De hoop op een universele en geïntegreerde agenda voor duurzame ontwikkeling, die niemand achterwege laat – Verslag van de Think Global Day van 11.11.11

De context

Naast de finale evaluatie van de Millennium Ontwikkelingsdoelstellingen (MDG’s), eist ook het Post-2015 proces een centrale plaats op in de debatten omtrent een nieuwe agenda voor duurzame ontwikkeling en de toekomstige SDG’s. Het internationale, nationale en regionale kluwen van ontwikkelingen is al enkele malen in dit tijdschrift ter sprake gebracht en ook in andere fora laait het debat steeds intenser op.

Zo vond er op 1 april de Think Global Day van 11.11.11 plaats, met als thema: ‘Is er leven na 2015?’ Dé spreker van deze namiddag was Amina Mohammed, VN Speciaal Adviseur van de Secretaris-generaal voor Post-2015 ontwikkelingsplanning[9]. Deze vrouw met veel ervaring, ook in het veld, sprak eloquent en met een zeker enthousiasme en wervende kracht. Ze gaf niet alleen de keynote speech maar bracht ook enkele interventies tijdens het politieke slotdebat.

Amina Mohammed, bij haar benoeming tot VN Speciaal Adviseur van de Secretaris-generaal voor Post-2015 ontwikkelingsplanning op 6 augustus 2012 – UN Photo/Evan Schneider

Amina Mohammed, bij haar benoeming tot VN Speciaal Adviseur van de Secretaris-generaal voor Post-2015 ontwikkelingsplanning op 6 augustus 2012 – UN Photo/Evan Schneider

Een sterke vrouw, een sterke visie op Post-2015

Centraal in de visie van mevrouw Mohammed staat de nood aan een raamwerk voor ontwikkeling dat de complexiteit van onze globaliserende wereld vat, geïntegreerde oplossingen biedt voor de huidige interdependente problemen en dit met oog voor een duurzame toekomst. Mensenrechten moeten de fundering vormen voor de toekomstige SDG’s en deze nieuwe agenda moet universeel, geïntegreerd en duurzaam zijn.

 Een universele agenda laat niemand achter, want indien men niet voor het kleinste lid van de ‘global family’ zorgt, is het enkel een kwestie van tijd voor ook alle andere personen vergeten worden, stelt de Speciaal Adviseur. Daarnaast duidt universaliteit ook op het feit dat problemen vandaag vaak grensoverschrijdend zijn en niet enkel het zuiden toebehoren. Neem bijvoorbeeld de recente uitbraak van ebola die overal ter wereld paniek zaaide of het probleem van de toenemende ongelijkheid. Het Post-2015 kader moet een gegeven worden voor iedereen, overal, nu en later.

Het moet een geïntegreerde agenda worden, want iemand perspectief bieden kan pas indien de gehele omstandigheid van een persoon menswaardig is. Indien slechts één element in de omgeving van een persoon verbeterd wordt, zal de algemene situatie op zich niet altijd wijzigen, stelt mevrouw Mohammed. Eén van de voorbeelden die ze aanhaalt, is gezondheidszorg. Op een plaats waar geen proper water is of sanitaire voorzieningen zijn, kan een investering in gezondheidszorg maar heel beperkte effecten hebben.

Het moet een agenda worden waarin duurzaamheid centraal staat, omdat ontwikkeling niet blijvend is indien ze niet duurzaam is. Indien ontwikkeling niet duurzaam is, moeten er eindeloos opnieuw gelijkaardige investeringen gedaan worden, waardoor er middelen verloren gaan die elders ten goede zouden kunnen komen.

Wat opvalt in het betoog van de Speciaal Adviseur voor Post-2015 is dat ze vaak vanuit het ‘wij’-standpunt spreekt. Het gaat om onze agenda over problematieken waar wij voor staan en die wij als global family moeten oplossen. En gelijk heeft ze om die mondiale verbondenheid te benadrukken.

Amina Mohammed stelt dat de grootste uitdaging voor het tot stand komen van een degelijke agenda voor duurzame ontwikkeling en voor het slagen van die agenda, vertrouwen is. Het vaststellen van het Post-2015 kader is in essentie een politiek proces. Dit wordt ook duidelijk wanneer men naar het huidige voorstel kijkt: 17 voorstelde SDG’s waaronder 169 targets vallen. Dit zijn vreemde getallen maar een resultaat van het geven en nemen van de partijen betrokken bij de onderhandelingen. Voor het verder slagen van de onderhandelingen en het project is wederzijds vertrouwen broodnodig. Maar dat vertrouwen zou momenteel zoek zijn aan de onderhandelingstafel.

In het slot van haar betoog komt de activiste in Amina Mohammed terug boven. Ze stelt dat de agenda voor iedereen is. Iedereen moet er daarom ook mee aan de slag. Ze roept op om stemmen te laten horen door op straat te komen, via sociale media of via andere kanalen. Het is tevens ieders taak om op eigen wijze bij te dragen aan de realisatie van die duurzame toekomst. Tenslotte is het ook noodzakelijk dat er een krachtige beweging rond de Post-2015 SDG’s ontstaat. Het is onze taak de overheden aan te zetten de nieuwe agenda op te nemen. Want als we hier niet op toezien, bestaat de kans dat zij deze nieuwe agenda gewoon naast zich neer leggen.

Politieke slotdebat

Na de keynote speech van Amina Mohammed kon er tijdens de Think Global Day ook een deeldebat worden bijgewoond. Hiervoor had men de keuze uit drie sessies. Het eerste deeldebat had betrekking op de Means of Implementation, dat inging op de uitvoerbaarheid van de agenda waarbij ook de samenhang met de Financing for Develomment-conferentie[10] en de COP21 van het UNFCCC[11] ter sprake kwam. Een tweede sessie die men kon volgen was deze over de integratie van milieu en ecologische doelen in het nieuwe kader. Het derde deeldebat waaruit men de keuze had, betrof de interne hervormingen in de EU en België die eventueel nodig zijn ter uitvoering van de post-2015 SDGs.

Wanneer  de deeldebatten ten einde waren verzamelden de aanwezigen terug voor een politiek slotdebat, waar men enkele interessante uitspraken kon waarnemen. Vicepremier en Minister voor Ontwikkelingssamenwerking, Alexander De Croo, nam plaats naast Amina Mohammed, Bogdan Vanden Berghe, directeur 11.11.11, en Lidy Nacpil van Jubilee South, die tijdens het deeldebat over Means of Implementation ook deel uit maakte van het panel.

Het slotdebat ging onder andere over de implementatie van het Post-2015 kader en de financieringsnoden. Hierbij werden enkele fiscale onderwerpen aangesneden zoals Luxleaks, de mogelijkheden van een Tobintaks, het bestrijden van belastingparadijzen en andere internationale coöperatie op fiscaal vlak. Het werd duidelijk dat dit voor de mensen in de zaal belangrijke issues zijn.

Verder had men het tijdens het slotdebat ook uitvoerig over beleidscoherentie in de uitvoering van het Post-2015 raamwerk. Het middenveld benadrukt dat de verantwoordelijkheid voor duurzame ontwikkeling niet bij een ministerie kan en mag liggen. De overheid zou duurzaamheid in alle beleidsdomeinen centraal moeten stellen. Er werd dan ook aan Minister De Croo gevraagd of en hoe hij van plan is dit te bewerkstelligen. Een duidelijk antwoord bleef uit.

Daarnaast werd ook aangebracht dat de ministers van financiën wellicht nauwer betrokken moeten worden bij Post-2015 gezien zij de financiële touwtjes in handen hebben. Vicepremier De Croo stelde daarop dat hij nog niet specifiek over Post-2015 met zijn collega van financiën, Van Overtveldt, had samen gezeten. Voorlopig legden hij, samen met de Minister van Buitenlandse Zaken, zich toe op de Post-2015 onderhandelingen. Maar de Vicepremier zou wel pogen de toekomstige SDG’s op tafel te leggen bij een vergadering van het kernkabinet. Verder liet de Minister weten dat hij een academisch panel beoogt bijeen te roepen om uit te dokteren wat de SDG’s voor België zullen betekenen.

Bogdan Vanden Berghe van 11.11.11 stelde tijdens het slotdebat ook dat het universaliteitprincipe, dat men in de nieuwe agenda geïmplementeerd wil zien, kan inhouden dat Noord-Zuid bewegingen zoals 11.11.11 hun agenda eventueel moeten gaan verbreden met thema’s die aanleunen bij sociale bescherming, asiel en migratie, … De standpunten van de organisatie met betrekking tot de Post-2015 agenda kon men terugvinden op een fiche die in het begin van de Think Global Day werd uitgedeeld. Hierop wordt door middel van 5 Do’s (nieuwe thema’s, universaliteit, structurele hervormingen, sterke schouders voor de zwaarste lasten en sterke opvolgingsmechanismen) en 2 Don’ts (geen menukaart en verantwoordelijkheid niet bij één minister) duidelijk gemaakt waarvoor 11.11.11 in het kader van de Post-2015 agenda pleit. Het waren thema’s die ook heel de namiddag in de verschillende discussies naar voor kwamen.

Is er leven na september?

En nu is het wachten tot eind september, wanneer we zullen weten wat de Post-2015 agenda voor duurzame ontwikkeling ook effectief zal inhouden. Uit de debatten op de Think Global Day lijken alvast universaliteit, beleidscoherentie en een geïntegreerde agenda belangrijk te zijn voor de toekomst. Maar zal dit ook worden uitgedragen in het nieuwe kader? Daarnaast toonde de namiddag aan dat men ook al bezig is met nadenken over hoe de agenda uit te dragen en te realiseren. Het lijkt aannemelijk dat het middenveld sterk op die uitvoering zal toekijken. En het is zeker wenselijk dat de aandacht voor de Post-2015 SDG’s ook na de top in september blijft.

10 jaar UNESCO in Oostende, dé hub voor meer dan 1000 oceaanexperten wereldwijd

Verschenen in de nieuwsbrief van het UNESCO Platform Vlaanderen op 12 maart 2015 – © Marino Bultinck (hier in licht aangepaste versie)

Het UNESCO/IOC Project Office for IODE in Oostende - © www.iode.org/projectoffice

Het UNESCO/IOC Project Office for IODE in Oostende – © www.iode.org/projectoffice

Het UNESCO/IOC Project Office for IODE dat in Oostende is gevestigd, vierde zijn tiende verjaardag op 16 maart 2015 met een plechtigheid en een wetenschappelijk congres in het Provinciaal Hof in Brugge. Het projectkantoor levert een belangrijke bijdrage aan de internationale oceanografie en aan de bevordering van het duurzaam gebruik en de ontwikkeling van kustgebieden. Het coördineert en ondersteunt het beheer en de uitwisseling van wetenschappelijke meetgegevens die helpen bij het aanpakken van internationale uitdagingen zoals de klimaatverandering, het verlies van mariene biodiversiteit en het voorspellen – en beperken van de impact – van natuurrampen zoals tsunami’s.

IODE-programma

De viering in Brugge bracht een groot aantal topexperts op het vlak van de oceaanwetenschappen samen. Die gaven een overzicht van de belangrijkste activiteiten van het International Oceanographic Data and Information Exchange (IODE) programma van UNESCO.

iode

Het IODE-programma is sinds 1961 actief om de internationale uitwisseling van oceanografische data en informatie te bevorderen. Het stimuleert betrokken onderzoekers en instellingen om gebruik te maken van gemeenschappelijke standaarden die de uitwisseling van gegevens gemakkelijker maken en het zorgt ervoor dat lidstaten de nodige capaciteiten verwerven om op internationale schaal te kunnen meedraaien in de uitwisseling van gegevens en informatie en het voeren van onderzoek.

Intergouvernementele Oceanografische Commissie

Het IODE-programma is op zijn beurt een onderdeel van de Intergouvernementele Oceanografische Commissie (IOC) van UNESCO: wereldwijd het belangrijkste orgaan inzake oceaanwetenschappen en van essentieel belang voor het oplossen van mondiale problemen zoals de klimaatverandering.

De ambitie van Vlaanderen om zich internationaal te profileren, vertaalde zich onder meer in het oprichten van het Flanders UNESCO Science Trust Fund (FUST) in 1999. FUST laat toe om op een structurele wijze wetenschappelijke programma’s van UNESCO te ondersteunen die aansluiten bij een aantal gemeenschappelijk bepaalde prioriteiten. Een belangrijk deel van de middelen van dit trustfonds gaan naar activiteiten van de IOC.

Opleidingscentrum en meer

In 2005 werd de samenwerking tussen Vlaanderen en de IOC nog opgevoerd met de opening van het UNESCO/IOC Project Office for IODE in Oostende. Dit centrum is in de eerste plaats een opleidingscentrum waar data- en informatiebeheerders uit voornamelijk ontwikkelingslanden de nodige kennis en vaardigheden komen opdoen om te functioneren in de internationale context van de oceanografie en de zeewetenschappen. Het is tevens een ontmoetingsplaats voor onderzoekers om gemeenschappelijke projecten uit te werken en nieuwe technologieën en ontwikkelingen uit te testen.

Biodiversiteit

Sinds 2012 is ook het secretariaat van het Ocean Biogeographic Information System (OBIS) gehuisvest in het projectkantoor. De biodiversiteitsgegevens van meer dan 500 instituten komen hier samen in een centrale databank. Met de meer dan 40 miljoen verspreidingsgegevens van alle in zee levende soorten draagt OBIS in grote mate bij tot het zeewetenschappelijk onderzoek en is het de referentiedatabank voor natuurevaluatie en monitoring.

Het UNESCO/IOC Project Office for IODE maakte het mogelijk om op een meer gestructureerde manier de knowhow van ontwikkelingslanden te vergroten inzake het beheer van oceanografische data en informatie en gaf zodoende een belangrijke impuls aan de internationale samenwerking en aan het wetenschappelijk onderzoek naar oceaangerelateerde onderwerpen.

Nieuwe technologische toepassingen

Het UNESCO/IOC Project Office for IODE legt zich eveneens toe op het ontwikkelen en implementeren van nieuwe technologische toepassingen op het gebied van oceanografisch data- en informatiebeheer. Dit komt wereldwijd verschillende gebruikersgemeenschappen ten goede en liet onder andere toe om tsunamiwaarschuwingssystemen in verschillende delen van de wereld te verfijnen. De onmiddellijke nabijheid van het Vlaams Instituut voor de Zee (VLIZ) en de eraan verbonden instellingen en netwerken is een bepalende factor voor het succes van het UNESCO/IOC Project Office for IODE omdat het toelaat om nieuwe ontwikkelingen in een operationele omgeving uit te testen.

Als kenniscentrum is het UNESCO/IOC Project Office for IODE een belangrijke aanwinst voor de Vlaamse zeewetenschappelijke gemeenschap om de eigen kennis en activiteiten in een internationaal kader te ontwikkelen.

Pionier krijgt navolging

Binnen de internationale gemeenschap van oceaanwetenschappers hoeft niemand overtuigd te worden van het belang van het UNESCO/IOC Project Office for IODE. Wat er de voorbije tien jaar in Oostende is gerealiseerd is zo waardevol dat het centrum navolging krijgt. De komende jaren worden over de hele wereld tien opleidingscentra geopend naar het voorbeeld van het UNESCO/IOC Project Office for IODE. Deze centra zullen zich elk op een specifieke regio of taalgroep concentreren. Zo zal een veelvoud aan studenten kunnen worden opgeleid en kunnen de kennis en cursussen onderling gedeeld worden. Het UNESCO/IOC Project Office for IODE zal de coördinatie van deze regionale opleidingscentra op zich nemen.

__________________________________

Noten

[3] Voor meer info over de Monterrey Consensus zie: http://www.un.org/esa/ffd/monterrey/MonterreyConsensus.pdf

[4] Voor meer info over de Doha Verklaring zie: http://www.un.org/esa/ffd/doha/documents/Doha_Declaration_FFD.pdf

[5] Voor meer info over de Duurzame Ontwikkelingsdoelstellingen zie: https://sustainabledevelopment.un.org/sdgsproposal.html

[6] Voor meer info over de ODA binnen de OESO zie: http://www.oecd.org/newsroom/aid-to-developing-countries-rebounds-in-2013-to-reach-an-all-time-high.htm

[7] Voor meer informatie over het Addis Abeba ontwerpakkoord zie: http://www.un.org/esa/ffd/wp-content/uploads/2015/03/1ds-zero-draft-outcome.pdf

[9] http://www.11.be/artikels/item/sterkste-vrouw-van-post-2015-armoede-is-overal

[10] http://www.un.org/esa/ffd/

[11] http://unfccc.int/meetings/paris_nov_2015/meeting/8926.php

 

Auteur

  • Steven Dewulf
    Prof. dr. Steven Dewulf is verbonden aan de Universteit Antwerpen als specialist internationaal, Europees en transnationaal strafrecht in de Onderzoeksgroep Rechtshandhaving. Hij is ook gastprofessor Internationaal Strafrecht zowel aan de Universiteit Antwerpen als aan de KU Leuven.

  • Neri Sybesma-Knol
    Neri Sybesma-Knol is Prof. Em. Internationaal Recht en voormalig directeur van Centre for United Nations law van de VUB. Ze is ere-voorzitter van de VVN.

  • Ellen Van Damme
    Ellen Van Damme is doctoraatsonderzoeker aan de KU Leuven. Van september 2015 tot januari 2016 was ze algemeen secretaris van de VVN.

  • Marleen Van der Straten
    Marleen Van der Straten studeerde internationale politiek aan de UGent en was in 2013-2014 Algemeen Secretaris van de VVN.

Deel dit item

Druk artikel af