Wereldbeeld 2015 / jg. 39 / nr. 174 / Duurzame Ontwikkeling
Menu
Artikel 9 van 10

Opinie - Gender en (duurzame) ontwikkeling: van Millenniumdoelstellingen naar het post-2015 kader

Jeroen Decuyper Aerts

Inleiding

In 2000 werd de ‘United Nations Millennium Declaration’[1] goedgekeurd. Deze werd in 2001 gevolgd door het rapport[2] van de Secretaris-generaal (SG) van de Verenigde Naties (VN) hierover. Dit bevatte de gekende Millenniumdoelstellingen (MDG’s): acht doelstellingen, met concrete targets en indicatoren, te bereiken tegen 2015. Deze speelden de voorbije 15 jaren een belangrijke rol bij het bepalen van prioriteiten inzake ontwikkelingssamenwerking en de uitbanning van armoede.

Met het naderen van de deadline en het besef dat de doelstellingen niet volledig zullen worden behaald, wordt er gewerkt aan een opvolger, het zogenaamde post-2015 kader. Zowel in de MDG’s als in het nieuwe kader is aandacht voor gender van essentieel belang.

De Millenniumdoelstellingen

Aandacht voor gender

Er kan geen sprake zijn van ontwikkeling indien de helft van de bevolking wordt uitgesloten. Vrouwen zouden de vruchten van ontwikkeling evenveel moeten kunnen plukken als mannen. Daarnaast wordt de ontwikkeling zelf verder gestimuleerd indien niet enkel mannen kunnen bijdragen, maar ook vrouwen worden betrokken. De groep ‘vrouwen’ bevat een enorme rijkdom aan individuen die hun eigen capaciteiten kunnen aanwenden. Bovendien vestigen vrouwen vaker dan mannen de aandacht op de specifieke situatie van vrouwen. Hierdoor kunnen maatregelen worden uitgewerkt die zowel rekening houden met de situatie van mannen als met die van vrouwen. Dit is niet enkel rechtvaardig. Het leidt ook tot aangepaste maatregelen en meer efficiëntie en dus tot betere resultaten.

Door vrouwen niet dezelfde kansen als mannen te geven, worden de rechten van vrouwen geschonden en gaat er enorm veel potentieel verloren. Dit moet worden vermeden. De opname in de MDG’s van een specifieke doelstelling rond gender probeerde hieraan tegemoet te komen.

Doelstelling 3 – getiteld ‘Het bevorderen van gendergelijkheid en het empoweren van vrouwen’ – werd gekoppeld aan één concreet target: ‘Genderongelijkheid in basis- en secundair onderwijs wegwerken, bij voorkeur tegen 2005, en in alle niveaus van onderwijs tegen ten laatste 2015’. Om de doelstelling en het target op te volgen, werden er indicatoren uitgewerkt over de scholingsgraad en geletterdheid van meisjes tegenover die van jongens, maar ook over het aandeel vrouwen in loondienst en in nationale parlementen. Het aandachtspunt van doelstelling 3 lag duidelijk bij het potentieel van vrouwen en meisjes. Er werd geconcentreerd op het onderwijsniveau en de deelname van vrouwen aan de economie en de politieke beslissingsmacht.

Ondanks het gebrek aan licht vanwege het door de oorlog vernietigde elektriciteitssysteem, leert een pilootproject Liberiaanse vrouwen lezen en rekenen en draagt het zo bij tot het bereiken van MDG 3 - UN Photo/Christopher Herwig

Ondanks het gebrek aan licht vanwege het door de oorlog vernietigde elektriciteitssysteem, leert een pilootproject Liberiaanse vrouwen lezen en rekenen en draagt het zo bij tot het bereiken van MDG 3 – UN Photo/Christopher Herwig

Daarnaast werd aandacht voor de specifieke situatie van vrouwen ook teruggevonden in enkele andere doelstellingen. Zo had de vijfde doelstelling als doel de gezondheid van moeders te verbeteren. Het target van doelstelling 2 vermeldde dan weer expliciet dat de mogelijkheid om basisonderwijs tot het einde te kunnen volgen zowel gold voor jongens als meisjes. Ten slotte was er in doelstelling 6 ter bestrijding van HIV/AIDS, malaria en andere ziektes een specifieke indicator opgenomen die de HIV prevalentie onder 15 tot 24-jarige zwangere vrouwen opvolgde.

Tekortkomingen

Het feit dat er een specifieke doelstelling rond gendergelijkheid was, met een concreet target en indicatoren die werden opgevolgd, mag zeker niet onderschat worden. Het was een duidelijke eerste stap in de goede richting. Doelstelling 3 was echter te weinig ambitieus om reële gelijkheid te bekomen. Dit kwam al tot uiting in de formulering, die sprak over het bevorderen van de gendergelijkheid, niet over het bereiken hiervan. Hierdoor verbond men zich niet tot het bereiken van resultaten, maar enkel tot het voeren van acties. Gelukkig werd dit gedeeltelijk goedgemaakt door de formulering van het target en de indicatoren die wel concrete doelen vooropstelden.Maar ook de gebruikte indicatoren voldeden niet om binnen de gekozen domeinen (onderwijs en economische en politieke participatie) de effectieve gelijkheid op te volgen. Zo zegt het feit dat evenveel meisjes als jongens onderwijs volgen niets over de kwaliteit en resultaten van dit onderwijs. Zeer simpel voorgesteld: evenredige deelname zal weinig impact hebben op de gelijkheid, indien de jongens leren lezen en rekenen en de meisjes leren koken en wassen. Hetzelfde geldt voor de indicator inzake deelname aan de loondienst: vrouwen mogen dan wel steeds meer hun intrede doen op de arbeidsmarkt, ze doen dit meer dan mannen in deeltijdse jobs, met tijdelijke contracten en onder slechte omstandigheden. Ten slotte zien we dat een verhoogde aanwezigheid van vrouwen in parlementen zich niet altijd vertaalt in een betere vertegenwoordiging van vrouwen binnen de regeringen.

Daarnaast werden er slechts enkele domeinen weerhouden waarbinnen men de gelijkheid wenste te bevorderen. En hoewel de deelname aan onderwijs, loondienst en politieke beslissingsmacht van enorm belang is, zijn er andere domeinen die in acht moeten worden genomen indien men reële vooruitgang wil bereiken.

Zo zou geen enkele doelstelling die de bevordering van gendergelijkheid beoogt, het thema van geweld tegen vrouwen en meisjes over het hoofd mogen zien. Dit psychisch en fysiek geweld is een schending van de basisrechten van vrouwen en meisjes. Daarnaast vormt het ook een belemmering voor deelname aan andere activiteiten van het dagelijks leven.

Wat ook ontbrak, was een allesomvattende visie op de toegang tot bestaansmiddelen. Naast de mogelijkheid om naar school te kunnen gaan en een eigen loon te verdienen, moeten vrouwen evenveel recht hebben als mannen op de toegang tot grondstoffen, erfenis, gezondheid, enz.

Ten slotte werd deelname aan besluitvorming gelimiteerd tot het politieke niveau. De stem van vrouwen zou ook in andere domeinen, zoals de economie, de academische wereld en het maatschappelijke middenveld, meer moeten worden gehoord.

De weg naar het post-2015 kader

Aandacht voor gender

Het is de bedoeling om met het post-2015 kader te evolueren van de MDG’s, die zich vooral concentreerden op armoedebestrijding en de verbetering van de situatie in de ontwikkelingslanden, naar Duurzame Ontwikkelingsdoelen (SDG’s). Deze zouden op alle landen toepasbaar moeten zijn en de aandacht verschuiven naar duurzame ontwikkeling. Een dergelijke evolutie maakt de aandacht voor gender alleen maar belangrijker. Waar er, zoals hierboven aangehaald, geen sprake kan zijn van ontwikkeling indien de helft van de bevolking wordt uitgesloten, is dit voor duurzame ontwikkeling nog meer waar. De sociale pijler van duurzame ontwikkeling geeft aan dat ontwikkeling inclusief moet zijn en dat alle mensen er de vruchten van moeten kunnen plukken en er aan moeten kunnen bijdragen. In paragraaf 31 van het Rio+20 Outcome Document wordt dit duidelijk aangehaald, inclusief een expliciete referentie naar vrouwen en gendergelijkheid.[3]

Het zal er dus op neerkomen om te leren uit de MDG’s en te komen tot een ambitieus post-2015 kader met SDG’s die bijdragen tot het bereiken van gendergelijkheid. De beste manier om dit te bereiken is dat er net als in de MDG’s een specifieke doelstelling voor gendergelijkheid voorzien wordt, die dan wel ambitieuzer en uitgebreider is dan MDG 3. Dit zal echter niet volstaan. Er moet ook aandacht zijn voor de genderdimensie in al de andere SDG’s: gender mainstreaming moet worden toegepast, zodat elk van de doelstellingen wordt behaald, zowel voor vrouwen als voor mannen.

UN Women

 De min of meer officiële aftrap voor dit spoor werd gegeven in juni 2013 met een publicatie[4] van UN Women. Deze pleit voor een alleenstaande genderdoelstelling die minstens de volgende drie essentiële elementen aankaart: vrijheid van geweld tegen vrouwen en meisjes, gendergelijkheid in de verdeling van bestaansmiddelen (inkomen, gezondheid, kennis, enz.) en gendergelijkheid in besluitvorming. Voor elk van deze drie elementen worden reeds 16 concrete targets en indicatoren voorgesteld.

Daarnaast haalt de publicatie aan dat gender ook op een alomvattende manier geïntegreerd moet worden in alle andere doelstellingen, via de opname van specifieke targets en gendergevoelige indicatoren.

Commission on the Status of Women

Een volgende belangrijke stap voor het genderaspect binnen het post-2015 kader was de 58ste sessie van de Commission on the Status of Women (CSW) in maart 2014. De CSW – een functionele commissie van de Economische en Sociale Raad van de VN – evalueert de vooruitgang in verband met gendergelijkheid en identificeert uitdagingen. Daarnaast stelt ze universele normen op en werkt ze wereldwijd een concreet beleid uit ter bevordering van de gelijkheid van vrouwen en mannen en de status van de vrouw. Elk jaar wordt er gezocht naar een internationale consensus over verschillende thema’s, waaronder steeds één prioritair thema waarvoor ‘agreed conclusions’ uitgewerkt worden. Deze bevatten een analyse van het prioritaire thema en aanbevelingen hieromtrent.

Het prioritaire thema voor de 58ste sessie was ‘Uitdagingen en resultaten van de uitvoering van de Millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling voor vrouwen en meisjes – Post 2015’.

Tijdens de 58ste sessie van de CSW modereerde Phumzile Mlambo-Ngcuka, Executive Director van UN Women een debat over het feit dat de MDG’s minder goed werden bereikt voor vrouwen en meisjes dan voor mannen en jongens - UN Photo/Paulo Filgueiras

Tijdens de 58ste sessie van de CSW modereerde Phumzile Mlambo-Ngcuka, Executive Director van UN Women een debat over het feit dat de MDG’s minder goed werden bereikt voor vrouwen en meisjes dan voor mannen en jongens – UN Photo/Paulo Filgueiras

Bij de voorbereiding van de Belgische positie werd er overeengekomen om deze van UN Women – inclusief de voorstellen van targets en indicatoren voor de genderdoelstelling – uit de hierboven vermelde publicatie te ondersteunen, mits de toevoeging van enkele accenten die voor België van bijzonder belang waren. De basisboodschap bleef echter dezelfde: er moet gestreefd worden naar een afzonderlijke en ambitieuze doelstelling rond gendergelijkheid en de integratie van de genderdimensie doorheen het hele kader.

In verband met dit laatste streefdoel, werd er gepreciseerd dat het nog niet mogelijk was reeds genderbewuste targets en indicatoren aan te halen voor alle andere doelstellingen, aangezien deze nog niet vastgelegd waren. Waar wel om gevraagd werd, was het voorzien van een mechanisme dat de integratie van de genderdimensie kan bevorderen: de uitsplitsing naar geslacht van alle indicatoren die worden verzameld op het niveau van het individu. Dit is de enige manier om te verzekeren dat zowel vrouwen als mannen de vruchten kunnen plukken van vooruitgang. Gegevens die niet naar geslacht uitgesplitst zijn kunnen namelijk onevenwichtige evoluties verbergen. Algemene vooruitgang betekent niet altijd dat beide geslachten een verbetering van hun situatie ondervinden. Dit kan neerkomen op grote vooruitgang voor het ene geslacht en stagnatie of zelfs achteruitgang voor het andere. Vandaar de vraag tot opname van de variabele ‘geslacht’ in alle officiële indicatoren, zodat de monitoring van de evolutie per geslacht niet aan het toeval wordt overgelaten.

De agreed conclusions[5] van de 58ste sessie van de CSW zijn een zeer omvangrijk document geworden dat vooral de tekortkomingen van de MDG’s aankaart en aanbevelingen geeft voor de verbetering van de positie van vrouwen naar de toekomst toe. Enkel in paragraaf 43 wordt er concreet naar het post-2015 kader gekeken. Wat positief is, is dat er expliciet gevraagd wordt om in eender welk nieuw ontwikkelingskader een aparte doelstelling rond gendergelijkheid op te nemen en om gender via targets en indicatoren in alle doelstellingen op te nemen. Er wordt echter niet gepreciseerd wat die doelstelling zou moeten inhouden en niet concreet opgeroepen tot de uitsplitsing naar geslacht van alle indicatoren die op individueel niveau verzameld worden, ondanks het feit dat deze aspecten tijdens de onderhandelingen wel aangehaald werden. Het meest gehoorde argument hiervoor was dat men niet wilde vooruitlopen op de eigenlijke onderhandelingen over het post-2015 kader. Het feit dat er geen overeenkomst was om vanuit de CSW – het enige globale expertorgaan inzake de situatie van vrouwen – al enige aanbevelingen te doen over welke elementen minimaal opgenomen zouden moeten worden in het nieuwe kader, gaf aan dat een verregaande genderdoelstelling en een systematische integratie van de genderdimensie nog niet verworven waren.

Open Werkgroep Duurzame Ontwikkelingsdoelen en Syntheserapport van de Secretaris-generaal van de VN

Voor het post-2015 kader en de SDG’s was het rapport[6] van de Open Werkgroep Duurzame Ontwikkelingsdoelen (OWGDOD)[7] van juli 2014 een van de belangrijkste mijlpalen. In dit rapport werd een voorstel van 17 SDG’s – inclusief concrete targets – gedaan. Dit voorstel werd in september 2014 door een resolutie van de Algemene Vergadering van de VN aangenomen als de basis voor de toekomstige ontwikkelingsagenda.

Voor gender heeft de aanhoudende vraag voor een aparte genderdoelstelling resultaat opgeleverd: doelstelling 5 heeft als titel ‘Bereiken van gendergelijkheid en empoweren van alle vrouwen en meisjes’. En hoewel niet alle door UN Women voorgestelde en door België ondersteunde targets zijn hernomen, is er duidelijk vooruitgang geboekt ten aanzien van MDG 3. Zo zijn er negen targets opgenomen en worden onder andere de uitbanning van geweld tegen vrouwen en van schadelijke traditionele praktijken en de volledige en feitelijke deelname van vrouwen aan de besluitvorming op alle niveaus van het politieke, economische en publieke leven vooropgesteld. Ook is er een target dat de gelijke toegang van vrouwen tot economische middelen, land en andere vormen van eigendom beoogt en één dat de toegang tot seksuele en reproductieve gezondheid en reproductieve rechten nastreeft.[8] Vernieuwend is dan weer de ambitie om technologieën – en in het bijzonder ICT – in te zetten om vrouwen te empoweren.

Wat gender mainstreaming betreft, wordt in de inleiding aangehaald dat bij het streven naar duurzame ontwikkeling, ook gewerkt moet worden aan gendergelijkheid en empowerment van vrouwen. Inzake de monitoring van de SDG’s wordt er opgeroepen om de beschikbaarheid van naar geslacht uitgesplitste statistieken te verbeteren, zodat men kan verzekeren dat niemand achtergelaten wordt. Er kan dus niet echt gesproken worden van een oproep tot echte gender mainstreaming, i.e. de systematische integratie van de genderdimensie in alle doelen, targets en indicatoren. Bovendien wordt er in plaats van een niet mis te verstane oproep tot de uitsplitsing naar geslacht van alle indicatoren op individueel niveau, slechts gevraagd om de uitsplitsing naar geslacht van beschikbare gegevens te verbeteren.

Buiten SDG 5 om, zijn er binnen tien van de 16 andere doelstellingen vermeldingen van ‘gender’, ‘vrouwen’ of ‘meisjes’ terug te vinden. Op het niveau van de targets komt dit echter slechts neer op 23 van de 160 targets. In het merendeel van de gevallen gaat het over de vermelding dat de target zowel voor vrouwen als voor mannen gehaald moet worden (toegang tot onderwijs, waardig werk, enz.). Daarnaast wordt voor enkele targets verduidelijkt dat deze op een genderbewuste manier moeten worden uitgevoerd (gendergevoelig armoedebestrijdingsbeleid, schoolinfrastructuur, enz.). Ten slotte is de target rond de sterftegraad van moeders er één die specifiek op vrouwen is gericht.

Terwijl dit een verbetering inhoudt ten aanzien van het verleden, kan er niet over een systematische integratie van de genderdimensie gesproken worden. Vooral bij de rechtstreeks op personen gerichte doelstellingen en targets (armoede, honger, onderwijs, enz.) is er enige aandacht voor de specifieke situatie van vrouwen en mannen. Dit zou echter in vele andere doelstellingen en targets ook het geval moeten zijn. Er zijn meerdere doelstellingen en targets waar de verschillende situatie van vrouwen en mannen ertoe kan leiden dat (voornamelijk) de vrouwen niet van de vooruitgang kunnen genieten. Zo is de toegang tot drinkwater en energie op vele plaatsen voor vrouwen nog steeds problematisch of zijn de negatieve effecten van chemicaliën niet noodzakelijk dezelfde voor vrouwen en mannen. Daarnaast mag de rol van vrouwen in de evolutie naar een duurzame samenleving niet onderschat worden. Vrouwen kunnen een grote bijdrage leveren in de overgang naar duurzame consumptiepatronen, landbouwbewerking, visserij, waterverbruik, enz.

De verschillende targets inzake duurzame visserij en steun voor kleinschalige visserijbedrijfjes van SDG 14 kunnen enkel behaald worden indien ook vrouwelijke visser – zoals dit meisje uit het Dili District in Oost-Timor – betrokken worden - UN Photo/Martine Perret

De verschillende targets inzake duurzame visserij en steun voor kleinschalige visserijbedrijfjes van SDG 14 kunnen enkel behaald worden indien ook vrouwelijke visser – zoals dit meisje uit het Dili District in Oost-Timor – betrokken worden – UN Photo/Martine Perret

In zijn rapport[9] van december 2014 over het post-2015 kader en de SDG’s stelde de SG van de VN voor om het voorstel van de OWGDOD als basis te gebruiken. Er worden ook enkele vermeldingen van ‘vrouwen’ en ‘gender’ gedaan en het belang van de verbetering van naar geslacht uitgesplitste statistieken wordt aangehaald.

En nu?

De laatste rechte lijn naar de goedkeuring van het post-2015 kader is ingezet. De eindmeet is de VN top over de aanname van het post-2015 kader. Deze zal van 25 tot en met 27 september plaatsvinden in New York. In aanloop naar deze top worden er vanaf begin 2015 elke maand intergouvernementele onderhandelingssessies gehouden. Er is een algemene consensus dat de rapporten van de OWGDOD en de SG de basis voor de onderhandelingen moeten uitmaken.

De strijd lijkt dus ongeveer half gewonnen te zijn: er is weinig animo om de discussie over de 17 voorgestelde SDG’s opnieuw te openen, dus een aparte doelstelling rond gendergelijkheid lijkt min of meer verworden. Verzekeren dat de andere doelstellingen worden gehaald door zowel vrouwen als mannen, blijft echter een grote uitdaging. Het is weinig waarschijnlijk dat de doelstellingen en targets nog worden aangepast en nog minder dat ‘gender’ en ‘vrouwen’ op alle relevante plaatsen zal worden toegevoegd. Een eerste gedeeltelijke oplossing zou zijn dat in de inleiding duidelijk wordt aangehaald dat de genderdimensie in alle doelstellingen moet worden geïntegreerd. Dit geeft voorvechters van gendergelijkheid in ieder geval een hefboom om gender onder de aandacht te brengen. Een tweede gedeeltelijke oplossing is de reeds meermaals vermelde uitsplitsing naar geslacht van alle indicatoren die worden verzameld op het niveau van het individu. Enkel door de variabele ‘geslacht’ in de officiële indicatoren op te nemen, kan er worden verzekerd dat deze uitsplitsing wordt gemaakt en dat ook personen zonder genderexpertise verschillende resultaten per geslacht onder ogen krijgen en realiseren dat er rekening moet worden gehouden met de verschillen in situatie van vrouwen en mannen. De vastlegging van deze indicatoren wordt waarschijnlijk over de top in september 2015 getild, zodat statistische experten meer tijd krijgen voor het technische werk.

Een eerste voorstel dat in maart 2015 werd rondgestuurd in het kader van de bijeenkomst van de UN Statistical Committee geeft aan dat de gevraagde uitsplitsing verre van verworven is. In overeenkomst met de targets werd voor verschillende indicatoren de variabele ‘geslacht’ opgenomen, maar was dat voor het merendeel niet het geval[10]. Dit lijkt het gevolg te zijn van de zwakke formuleringen uit de rapporten van de OWGDOD en de SG, zoals ‘voorzien van gendergevoelige indicatoren’ en ‘verbeteren van de beschikbaarheid van naar geslacht uitgesplitste statistieken’. Op dit vlak moet dus worden gestreefd naar een concreter engagement.

Conclusie

Gender maakt een intrinsiek onderdeel uit van ontwikkeling, zeker indien men wil dat deze duurzaam is. Van de MDG’s naar de SDG’s is er reeds een hele evolutie doorlopen. Een aparte SDG rond gendergelijkheid die uitgebreider is dan MDG 3, lijkt bijna verworven te zijn en ook in andere SDG’s en targets wordt sporadisch melding gemaakt van ‘gender’ en ‘vrouwen en mannen’. Structurele integratie van de genderdimensie in de rest van de SDG’s vormt nu de grootste uitdaging: zal het abstracte engagement om gender mainstreaming toe te passen, worden vertaald in concrete en systematische aandacht voor de eventueel verschillende situatie van vrouwen en mannen binnen alle doelstellingen?

__________________________________

Noten

[1] UN, United Nations Millennium Declaration. Resolution adopted by the General Assembly, 2000.

Zie www.undocs.org/A/RES/55/2

[2] UN, Road map towards the implementation of the United Nations Millennium Declaration. Report of the Secretary-General, 2001.

Zie www.undocs.org/A/56/326

[3] UN, The future we want. Resolution 66/288 adopted by the General Assembly on 27 July 2012, 2012.

Zie www.undocs.org/A/RES/66/288

“We emphasize that sustainable development must be inclusive and people centred, benefiting and involving all people, including youth and children. We recognize that gender equality and women’s empowerment are important for sustainable development and our common future. We reaffirm our commitments to ensure women’s equal rights, access and opportunities for participation and leadership in the economy, society and political decision-making.”

[4] UN Women, A Transformative Stand-Alone Goal On Achieving Gender Equality, Women’s Rights And Women’s Empowerment: Imperatives And Key Components, 2013.

Zie www.unwomen.org/en/digital-library/publications/2013/7/post-2015-long-paper

[5] UN Women, Challenges and achievements in the implementation of the Millennium Development Goals for women and girls. 2014 Commission on the Status of Women. Agreed Conclusions, 2014.

Zie www.undocs.org/E/2014/27

 

[6] UN, Report of the Open Working Group of the General Assembly on Sustainable Development Goals, 2014.

Zie www.undocs.org/A/68/970

[7] De OWGDOD werd in januari 2013 opgericht door beslissing 67/555 van de Algemene Vergadering van de VN. Hij bestond uit zeven landen van de Afrikaanse Groep, zeven landen van de Azië-Stille Oceaan Groep, zes landen van de Latijns-Amerikaanse en Caraïbische Groep, vijf landen van de West-Europese en Anderen Groep en vijf landen van de Oost-Europese Groep. De werkgroep organiseerde 13 sessies, waarvan er acht dienden om een stand van zaken op te maken en vijf om een voorstel van SDG’s uit te werken.

[8] De verwoording van de target geeft echter wel duidelijk aan dat er geen sprake kan zijn van het verzekeren van seksuele rechten. Dit is een discussiepunt dat opduikt in zo goed als alle internationale onderhandelingen rond vrouwenrechten.

[9] UN, The road to dignity by 2030: ending poverty, transforming all lives and protecting the planet. Synthesis report of the Secretary-General on the post-2015 sustainable development agenda, 2014.

Zie www.undocs.org/A/69/700

[10] Dat dit problematisch kan zijn, werd bijvoorbeeld aangetoond door de indicator ‘Aantal doden door verkeersongelukken’ waarvoor de variabele geslacht niet werd gevraagd. Indien men voor België de uitsplitsing maakt, ziet men dat dit wel van belang is: in 2009 waren 75% van de dodelijke verkeerslachtoffers mannen. Dit toont bovendien aan dat rekening houden met gender niet enkel inhoudt dat er voldoende aandacht naar vrouwen moet gaan.

Auteur

  • Jeroen Decuyper Aerts
    Jeroen Decuyper Aerts is attaché bij het federale Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen. Hij werkt daar voornamelijk rond de thema’s gender mainstreaming en vrouwen, vrede en veiligheid. Hij is eveneens lid van de Adviesraad Gender en Ontwikkelingssamenwerking.

Deel dit item

Druk artikel af