Wereldbeeld 2014 / jg. 28 / nr. 171 / Internationale Organisaties
Menu
Artikel 11 van 11

Nieuws van de internationale straftribunalen

Steven Dewulf

Internationaal Strafhof

Mei-juli: op 21 mei 2014 besloot ook de Appeals Chamber van het Strafhof dat de zaak tegen Saif Al-Islam Khaddafi (Libië) ontvankelijk is, waarmee het de eerdere beslissing van Pre-Trial Chamber I bevestigde. Net als deze Pre-Trial Chamber verwierp de Appeals Chamber de stelling van de Libische autoriteiten dat zij dezelfde zaak reeds aan het behandelen waren, met name omdat zij hier geen voldoende bewijs voor hadden aangedragen. Niet alle rechters gingen evenwel met deze uitspraak akkoord – de beslissing werd dan ook genomen bij meerderheid, en niet met unanimiteit. In tegenstelling tot deze eerste zaak, besloot de Appeals Chamber enkele maanden later, op 21 juli 2014, in de zaak tegen tegen Abdullah Al-Senussi (Libië) dat deze wel onontvankelijk was, net omdat er wel aangetoond werd dat er tegelijkertijd procedures liepen in Libië naar deze feiten en er geen tekenen waren dat Libië niet bij machte of onwillig was om te vervolgen. Opvallend: ook de Pre-Trial Chamber was in oktober 2013 al tot deze conclusie gekomen – een beslissing waar de verdediging toen zelf hoger beroep tegen had aangetekend.

Mei-juni: op 23 mei 2014 werd Germain Katanga (DRC) veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 jaar door Trial Chamber II. Dit arrest volgde op het arrest van het Hof van 7 maart 2014, waarin Katanga schuldig werd bevonden aan oorlogsmisdaden en misdaden tegen de mensheid. Bij de bepaling van de strafmaat werd door de Trial Chamber bijzonder belang gehecht aan de gruwelijkheid van de daden en de significante wijze waarop Katanga hiertoe had bijgedragen. De jaren die hij ondertussen reeds in voorhechtenis heeft doorgebracht, worden weliswaar in mindering gebracht op deze gevangenisstraf. Op 25 juni 2014 besloot Katanga bovendien geen beroep in te stellen tegen deze beslissing, en ook zijn reeds hangend beroep tegen het arrest van 7 maart 2014 stop te zetten. Ook de Aanklager besloot daarop haar beroepsprocedure stop te zetten, waardoor de uitspraken van de Trial Chamber definitief werden.

Juni: Zowel Bosco Ntaganda (DRC) als Laurent Gbagbo (Ivoorkust) zijn door Pre-Trial Chamber II respectievelijk Pre-Trial Chamber I doorverwezen naar Trial Chambers voor procedures ten gronde. Bosco Ntganda zal zich voor Trial Chamber VI moeten verweren tegen aanklachten van oorlogsmisdaden en misdaden tegen de mensheid die gepleegd werden door de Union des Patriotes Congolais/Forces Patriotiques pour la Libération du Congo tussen 20 november 2002 en 27 februari 2003 in de Ituri Provincie in de Democratische Republiek Congo. Gbagbo zal zich moeten verantwoorden voor misdaden tegen de mensheid die gepleegd zouden zijn in Abidjan, Abobo en Yopougon tussen 16 december 2010 en 12 april 2011 en waarvoor Gbagbo – als toenmalig president van Ivoorkust – verantwoordelijk zou zijn geweest.

Juli: op 21 juli 2014 overleed voormalig rechter Hans Peter Kaul, die omwille van ernstige gezondheidsredenen enkele weken eerder op 30 juni 2014 reeds was afgetreden. Rechter Kaul was vanaf het prille begin en gedurende 11 jaren rechter in het ICC, en heeft daarbij gezeteld in procedures in de situaties in Oeganda, DRC, Darfoer (Soedan), de Centraal-Afrikaanse Republiek, Kenya, Libië en Ivoorkust. Daarvoor speelde hij ook een van de meest vooraanstaande rollen ten tijde van de onderhandelingen met het oog op het oprichten van het Strafhof tussen 1996 en 2003.

Juni – september: in een opmerkelijk statement van 2 september 2014 haalt de Aanklager hard uit naar allerhande beweringen en stemmingmakerij dat het ICC onder politieke druk weigert om een onderzoek in te stellen naar mogelijke oorlogsmisdaden in Gaza. Aanklager Bensouda herinnert eraan dat, aangezien Palestina geen verdragsstaat is bij het Strafhof, haar diensten niet over de nodige rechtsmacht beschikken om de zaak te onderzoeken en vervolgen, en dat de bal in deze situatie eerst en vooral in het kamp van de Palestijnse autoriteiten zelf ligt. Zij hebben sinds zij in 2012 door de Algemene Vergadering van de VN erkend werden als “non-member observer State” immers nog niet het initiatief genomen om het Statuut van Rome te ondertekenen. Wat de bevoegdheid van het Strafhof betreft, had de Aanklager enkele maanden eerder – in juni 2014 – in een andere zaak ook reeds een negatieve beslissing genomen. Na een preliminair onderzoek besloot de Aanklager dat ook de situatie in de Republiek Korea op dit ogenblik niet verder onderzocht kan worden, daar de voorwaarden om een onderzoek te voeren, niet vervuld waren. Deze situatie had betrekking op enkele incidenten in de Gele Zee in 2010, waarbij onder meer een oorlogsbodem van Zuid-Korea gekelderd werd. De Aanklager besloot dat er op dit moment geen bewijzen waren om aan te nemen dat er sprake was van oorlogsmisdaden zoals deze gedefinieerd zijn in het Rome Statuut.

Joegoslavië-Tribunaal (ICTY)

Mei: op 22 mei 2014 wees het Tribunaal het verzoek van Radovan Karadžić af om, indien hij schuldig wordt bevonden, in een aparte uitspraak te oordelen over de strafmaat. Volgens het ICTY was er geen enkele reden om af te stappen van de gevestigde praktijk van het Tribunaal, waarbij steeds in een en hetzelfde arrest wordt geoordeeld over schuld en straf.

Mei: ook de Appeals Chamber van het MICT (het mechanisme dat het ICTY en ICTR opvolgt) heeft verzoek van Radovan Stanković afgewezen om zijn zaak, die eerder op grond van art. 11bis RPE was overgedragen aan Bosnië, terug te brengen naar het ICTY. Gezien Stanković ondertussen berecht en veroordeeld werd tot 20 jaar gevangenisstraf, en de zaak aldus beëindigd werd in Bosnië, laat art. 11bis niet toe om de zaak terug naar het Tribunaal te halen.

Rwanda-Tribunaal (ICTR)

Juni: op 30 juni 2014 velde de Appeals Chamber van het ICTR zijn arrest in hoger beroep in de zaak Bizimungu. Laatstgenoemde was door Trial Chamber II in 2011 veroordeeld wegens genocide, misdaden tegen de mensheid en ernstige schendingen van gemeen artikel 3 van de Geneefse Conventies en Aanvullend Protocol II, voor zijn betrokkenheid bij verschillende aanvallen in april, mei en juni 1994. Hij kreeg hierbij een gevangenisstraf van 30 jaar opgelegd. Zowel de Aanklager als Bizimungu hadden hoger beroep aangetekend tegen deze uitspraak, waarbij de Appeals Chamber inderdaad de uitspraak van de Trial Chamber deels vernietigde. Meer in het bijzonder oordeelde de Appeals Chamber dat de Trial Chamber met betrekking tot bepaalde feiten het bewijs verkeerd had ingeschat, en was ook niet overtuigd dat Bizimungu superior responsibility had over de Interahamwe. Ook al werden deze stukken van de uitspraak aldus vernietigd, de Appeals Chamber bevestigde niettemin wel de uiteindelijke sanctie van 30 jaar gevangenisstraf, omdat de resterende – bewezen feiten – nog steeds dusdanig ernstig waren.

Cambodja-Tribunaal (ECCC)

Augustus: de Trial Chamber van het Cambodja-Tribunaal heeft op 7 augustus 2014 Nuon Chea en Khieu Samphan schuldig bevonden aan het plegen van misdaden tegen de mensheid tussen april 1975 en december 1977 in de voormalige Democratische Republiek van Kampuchea. Chea was een van de sleutelfiguren in het regime van Pol Pot, en had in wezen – samen met deze laatste – de ultieme beslissingsmacht binnen de Communistische partij van Kampuchea. Samphan nam eveneens functies waar in de hoogste organen van de partij, en was op zeker ogenblik ook “President of the State Presidium”. Volgens het ECCC maakten beiden deel uit van een Joint Criminal Enterprise dat tot doel had met alle middelen een snelle socialistische revolutie te implementeren. Hierbij werd teruggegrepen naar gruwelijke praktijken en werden op grote schaal en gewelddadige wijze misdrijven gepleegd, met in het bijzonder verschillende gigantische volksverplaatsingen die onder dwang en verschrikkelijke omstandigheden werden uitgevoerd. Gelet op in het bijzonder de grote ernst van de feiten, de lange periode waarin ze gepleegd werden en het grote aantal slachtoffers, werden beide personen veroordeeld tot een levenslange gevangenisstraf.

Auteur

  • Steven Dewulf
    Prof. dr. Steven Dewulf is verbonden aan de Universteit Antwerpen als specialist internationaal, Europees en transnationaal strafrecht in de Onderzoeksgroep Rechtshandhaving. Hij is ook gastprofessor Internationaal Strafrecht zowel aan de Universiteit Antwerpen als aan de KU Leuven.

Deel dit item

Druk artikel af