Internationaal Strafhof
Oktober-november: op 11 november 2014 bevestigde Pre-Trial Chamber II van het Internationaal Strafhof een deel van de tenlasteleggingen tegen Jean-Pierre Bemba Gombo, Aimé Kilolo Musamba, Jean-Jacques Mangenda Kabongo, Fidèle Babala Wandu en Narcisse Arido voor misdrijven gepleegd tegen de rechtsbedeling (Centraal Afrikaanse Republiek). Deze personen worden er meer precies van beschuldigd tussen 2011 en 14 november 2013 getuigen te hebben corrumpeerd (m.n. door omkoping) om valse verklaringen af te leggen en valse documenten te overhandigen in het kader van de strafzaak die loopt voor het ISH tegen Jean-Pierre Bemba. Enkele weken eerder, op 21 oktober 2014, had diezelfde Pre-Tral Chamber wel reeds besloten om alle beklaagden – met uitzondering van Jean-Pierre Bemba – voorlopig vrij te laten. Musamba met name werd vrijgelaten in België.
December: op 1 december 2014 bevestigde de Appeals Chamber bij meerderheid zowel de beslissing van de Trial Chamber dat Lubanga (DRC) schuldig was als de straf die het had opgelegd (de uitspraken dateren van 14 maart 2012 respectievelijk 10 juli 2012). Als dusdanig werden de middelen van Lubanga, onder meer wat betreft de vermeende oneerlijkheid van de procedure, verworpen. Daarbij bevestigde de Appeals Chamber onder andere ook dat een mededader (‘co-perpetrator’) een essentiële contributie moet leveren aan de misdaad, maar niet persoonlijk of individueel de daad moet gepleegd hebben. Ook wat betreft de strafmaat werden alle argumenten van zowel Lubanga als de Aanklager verworpen: volgens ook de Appeals Chamber was een gevangenisstraf van 14 jaar een gepaste sanctie gelet op de ernst van de feiten.
December: het grote nieuws van het ISH dateert van 3 december 2014, toen Trial Chamber V weigerde om nog langer het proces tegen Uhuru Muigai Kenyatta (Kenya) uit te stellen. Meteen daarop kondigde Aanklager Bensouda aan dat ze geen andere keus had dan de aanklacht tegen Kenyatta in te trekken, gelet op de stand van het bewijs. De aanklacht had betrekking op de gebeurtenissen in de nasleep van de verkiezingen in 2007, en hoewel de Aanklager benadrukte dat ze persoonlijk gerechtigheid wilde nastreven voor de misdaden die gepleegd zouden zijn in Kenya, gaf ze aan dat met het beschikbare bewijs er geen vooruitzichten waren voor een veroordeling. Meer bepaald bleek en blijkt de Kenyaanse overheid erg onwillig om samen te werken, hetgeen het onderzoek van de Aanklager natuurlijk sterk bemoeilijkt. Bovendien was er een ernstig probleem met de getuigen: waar sommigen ondertussen reeds waren gestorven of simpelweg weigerden om een getuigenis af te leggen, bleken enkele andere kerngetuigen hun verklaringen te hebben gewijzigd of ingetrokken. De Aanklager benadrukte evenwel dat dit geen vrijspraak was en ze liet dan ook expliciet de optie open om later een nieuwe zaak te beginnen, mocht er nieuw of additioneel bewijs gevonden of beschikbaar worden.
December: op 10 december 2014 stelde Pre-Trial Chamber I van het ISH formeel vast dat de overheid van Libië twee verzoeken tot samenwerking weigert in te willigen (niettegenstaande het gegeven dat de Libische autoriteiten getracht hebben zich constructief op te stellen, zo erkende ook de Chamber): het betrof het verzoek tot overdracht van Saïf Al islam Khaddafi aan het hof (i) en de vraag tot teruggave aan de verdediging van bepaalde documenten die in beslag waren genomen door de autoriteiten bij de voormalige advocaat van Khaddafi in juni 2012. De Pre-Trial Chamber besloot tengevolge van dit alles deze kwestie voor te leggen aan de VN-Veiligheidsraad, zodat deze kan trachten de vereiste samenwerking te bewerkstelligen.
December: op 11 december 2014 bevestigde Pre-Trial Chamber I van het Strafhof vier van de tenlasteleggingen aangaande misdaden tegen de mensheid tegen Charles Blé Goudé (Ivoorkust), waardoor een proces ten gronde gevoerd zal worden voor een Trial Chamber. Volgens de Pre-Trial Chamber is er voldoende bewijs voor handen dat er substantiële gronden zijn om aan te nemen dat hij strafrechtelijk verantwoordelijk is voor verkrachting, (poging tot) moord, andere onmenselijke handelingen en vervolging in Abidjan, meer in het bijzonder tijdens en na betogingen op 16 en 19 december 2010 en op 3 maart 2011, door middel van een bombardement in een dichtbevolkt gebied op 17 maart 2011, en bij acties op 25 en 28 februari 2011 evenals op 12 april 2011. Blé Goudé wordt er daarbij van beschuldigd nauw te hebben samengewerkt met Laurent Gbagbo, al wordt er niettemin – althans op dit moment – niet voor gekozen om deze zaak te voegen met de zaak voor het ISH tegen Gbagbo.
Joegoslavië-Tribunaal (ICTY)
Oktober: op 23 oktober 2014 gaf de Trial Chamber de toelating aan de Aanklager om de zaak tegen Ratko Mladić te heropenen om recent ontdekt bewijs aan te dragen met betrekking tot het Tomašica massagraf in Bosnië-Herzegovina. Aldus de Trial Chamber kon de Aanklager onmogelijk dit bewijs eerder voorleggen, gelet op het feit dat dit massagraf pas in september 2013 ontdekt werd. Tengevolge hiervan zal het proces tegen Mladić, dat begon op 16 mei 2012, wel vertraging oplopen: een uitspraak wordt nu ten vroegste in maart 2017 verwacht.
Rwanda-Tribunaal (ICTR)
November: begin november 2014 werd het twintigjarig bestaan van het ICTR gevierd te Arusha, met allerhande events, symposia en een ceremonie.
Mechanisme voor de Internationale Tribunalen (MICT)
December: de Appeals Chamber van het MICT – de instantie die werd opgericht door de VN Veiligheidsraad om de taken van zowel het ICTY als het ICTR over te nemen – heeft op 18 december 2014 voor de allereerste keer een arrest geveld, meer bepaald in de beroepsprocedure die was ingeleid door Augustin Ngirabatware. De Appeals Chamber bevestigde de beslissing van de Trial Chamber van het ICTR d.d. 20 december 2012 dat Ngirabatware schuldig was aan rechtstreekse en publieke oproeping voor, aansporing tot en medeplichtigheid aan genocide. Anderzijds was de Chamber niet overtuigd van het gegeven dat hij betrokken was bij een JCE om Tutsis uit te roeien, en hij bijgevolg ook niet veroordeeld kon worden voor verkrachting als misdaad tegen de mensheid ten gevolge van deze JCE. Als gevolg hiervan werd de sanctie van Ngirabatware verlaagd tot 30 jaar gevangenisstraf.